Spaans

Uitgebreide synoniemen voor negocios in het Spaans

negocios:

negocios [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la negocios
    la mercancía; el comercio; la negocios

Verwante woorden van "negocios":


negocios vorm van negocio:

negocio [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el negocio
    la empresa; el negocio; la casa de comercio
  2. el negocio
    el comercio; la mercancías; el negocio
  3. el negocio
    el negocio; el comercio; la mercancía; el género; la mercadería; el artículo de comercio
  4. el negocio
    el suceso; el hecho; el incidente; el trato; el objeto de discusión; el negocio; el acto; la transacción; la cuestión; el tópico; la disputa; la materia de discusión
  5. el negocio
    la tienda; el comercio; la mercancías; el negocio
  6. el negocio
    el caso; el trato; el tópico; el objeto de discusión; el negocio; la transacción
  7. el negocio
    el negocio
    • negocio [el ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "negocio":


Alternatieve synoniemen voor "negocio":


Verwante synoniemen voor negocios