Spaans

Uitgebreide synoniemen voor nativa in het Spaans

nativa:

nativa [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la nativa
    el indígena; el nativo; el innato; la nativa
    • indígena [el ~] zelfstandig naamwoord
    • nativo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • innato [el ~] zelfstandig naamwoord
    • nativa [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. la nativa
    la indígena; la nativa
    • indígena [la ~] zelfstandig naamwoord
    • nativa [la ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "nativa":


nativa vorm van nativo:

nativo bijvoeglijk naamwoord

  1. nativo
    indígena; autóctono; nativo; natural de; original de; propio; particular; del país; personal; inherente a; propio de; característico de
  2. nativo
    indígena; nativo; natural de; original de; autóctono; aborígen
  3. nativo
    nacional; indígena; nativo; autóctono; del país; original de
  4. nativo
    nacional; nativo
  5. nativo
    autóctono; interior; indígena; nativo; nacional; intestino; del país; original de; tierra adentro
  6. nativo
    nativo
    • nativo bijvoeglijk naamwoord

nativo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el nativo
    el indígena; el nativo; el innato; la nativa
    • indígena [el ~] zelfstandig naamwoord
    • nativo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • innato [el ~] zelfstandig naamwoord
    • nativa [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. el nativo
    la indígena; el nativo; el autóctono; el habitante original
  3. el nativo
    el nativo; el hombre primordial; el hombre primitivo

Verwante woorden van "nativo":


Alternatieve synoniemen voor "nativo":