Spaans

Uitgebreide synoniemen voor hora in het Spaans

hora:

hora [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la hora
    la hora; la hora de clase; la hora lectiva; el período
  2. la hora
    el tiempo; el período; la hora; la época
    • tiempo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • período [el ~] zelfstandig naamwoord
    • hora [la ~] zelfstandig naamwoord
    • época [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. la hora
    la lección; la clase; el cursillo; la hora; el estudios; el curso; la hora de clase; el aula
    • lección [la ~] zelfstandig naamwoord
    • clase [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cursillo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • hora [la ~] zelfstandig naamwoord
    • estudios [el ~] zelfstandig naamwoord
    • curso [el ~] zelfstandig naamwoord
    • hora de clase [la ~] zelfstandig naamwoord
    • aula [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. la hora
    la hora; el momento; la punta; el punto
    • hora [la ~] zelfstandig naamwoord
    • momento [el ~] zelfstandig naamwoord
    • punta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • punto [el ~] zelfstandig naamwoord
  5. la hora
    la hora
    • hora [la ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "hora":

  • horas

Verwante synoniemen voor hora