Synoniemen voor "cordialidad" in het Spaans

la hospitalidad; la cordialidad

• hospitalidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• cordialidad [la ~] zelfstandig naamwoord

la sociabilidad; la comodidad; la cordialidad

• sociabilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• comodidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• cordialidad [la ~] zelfstandig naamwoord

la cordialidad; la jovialidad; la afabilidad

• cordialidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• jovialidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• afabilidad [la ~] zelfstandig naamwoord

la sinceridad; la honestidad; la cordialidad; la fidelidad; la candidez; la apertura; la abertura; el candor; la honradez

• sinceridad [la ~] zelfstandig naamwoord
• honestidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• cordialidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• fidelidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• candidez [la ~] zelfstandig naamwoord
• apertura [la ~] zelfstandig naamwoord
• abertura [la ~] zelfstandig naamwoord
• candor [el ~] zelfstandig naamwoord
• honradez [la ~] zelfstandig naamwoord

la amabilidad; la cortesía; la cordialidad; la simpatía; la benignidad; la galantería; la bondad; la mansedumbre; la jovialidad

• amabilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• cortesía [la ~] zelfstandig naamwoord
• cordialidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• simpatía [la ~] zelfstandig naamwoord
• benignidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• galantería [la ~] zelfstandig naamwoord
• bondad [la ~] zelfstandig naamwoord
• mansedumbre [la ~] zelfstandig naamwoord
• jovialidad [la ~] zelfstandig naamwoord

la amabilidad; la complacencia; la cordialidad; la benevolencia; la afabilidad

• amabilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• complacencia [la ~] zelfstandig naamwoord
• cordialidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• benevolencia [la ~] zelfstandig naamwoord
• afabilidad [la ~] zelfstandig naamwoord

la afectividad; la amabilidad; la simpatía; la hospitalidad; la cordialidad; la efusión; la afabilidad; el carácter amistoso; la amistosidad

• afectividad [la ~] zelfstandig naamwoord
• amabilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• simpatía [la ~] zelfstandig naamwoord
• hospitalidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• cordialidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• efusión [la ~] zelfstandig naamwoord
• afabilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• carácter amistoso [el ~] zelfstandig naamwoord
• amistosidad [la ~] zelfstandig naamwoord

el candor; la franqueza; la apertura; la abertura; la transparencia; la oportunidad; la distinción; el orden; la limpieza; la fidelidad; la lealtad; la conveniencia; la sinceridad; la veracidad; la integridad; la honestidad; la cordialidad; la honradez; la ingenuidad; el primor; la redondez; la decencia; la elegancia; la desenvoltura; la pulcritud; la imparcialidad; el buenos modales; la exquisitez; la objetividad; la candidez; el buen humor; la respetabilidad; la honorabilidad; la jovialidad; la alegría apacible; el sistematismo; la buenas costumbres; el genio festivo

• candor [el ~] zelfstandig naamwoord
• franqueza [la ~] zelfstandig naamwoord
• apertura [la ~] zelfstandig naamwoord
• abertura [la ~] zelfstandig naamwoord
• transparencia [la ~] zelfstandig naamwoord
• oportunidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• distinción [la ~] zelfstandig naamwoord
• orden [el ~] zelfstandig naamwoord
• limpieza [la ~] zelfstandig naamwoord
• fidelidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• lealtad [la ~] zelfstandig naamwoord
• conveniencia [la ~] zelfstandig naamwoord
• sinceridad [la ~] zelfstandig naamwoord
• veracidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• integridad [la ~] zelfstandig naamwoord
• honestidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• cordialidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• honradez [la ~] zelfstandig naamwoord
• ingenuidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• primor [el ~] zelfstandig naamwoord
• redondez [la ~] zelfstandig naamwoord
• decencia [la ~] zelfstandig naamwoord
• elegancia [la ~] zelfstandig naamwoord
• desenvoltura [la ~] zelfstandig naamwoord
• pulcritud [la ~] zelfstandig naamwoord
• imparcialidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• buenos modales [el ~] zelfstandig naamwoord
• exquisitez [la ~] zelfstandig naamwoord
• objetividad [la ~] zelfstandig naamwoord
• candidez [la ~] zelfstandig naamwoord
• buen humor [el ~] zelfstandig naamwoord
• respetabilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• honorabilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• jovialidad [la ~] zelfstandig naamwoord
• alegría apacible [la ~] zelfstandig naamwoord
• sistematismo [el ~] zelfstandig naamwoord
• buenas costumbres [la ~] zelfstandig naamwoord
• genio festivo [el ~] zelfstandig naamwoord