Spaans

Uitgebreide synoniemen voor agricultora in het Spaans

agricultora:

agricultora [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la agricultora
    el campesino; el agricultor; el granjero; la agricultora
  2. la agricultora
    la agricultora

Verwante woorden van "agricultora":


agricultor:

agricultor [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el agricultor
    el campesino; el agricultor
  2. el agricultor
    la persona insolente; el agricultor
  3. el agricultor
    el campesino; el agricultor; el granjero; la agricultora
  4. el agricultor
    el mentecato; el capullo; el bruto; el paleto; el tonto; el campesino; el torpe; el grosero; el agricultor; el granjero; el granuja; el patán; el palurdo; el cateto; el eructo; el mal educado; el pedazo de animal; la persona torpe
  5. el agricultor
    el capullo; la persona torpe; el tonto; el campesino; el torpe; el grosero; el bruto; la jota; el agricultor; el granjero; el paleto; el granuja; el patán; el mentecato; el palurdo; el aldeano; el cateto; el eructo; el mal educado
    • capullo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • persona torpe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tonto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • campesino [el ~] zelfstandig naamwoord
    • torpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • grosero [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bruto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • jota [la ~] zelfstandig naamwoord
    • agricultor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • granjero [el ~] zelfstandig naamwoord
    • paleto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • granuja [el ~] zelfstandig naamwoord
    • patán [el ~] zelfstandig naamwoord
    • mentecato [el ~] zelfstandig naamwoord
    • palurdo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • aldeano [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cateto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • eructo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • mal educado [el ~] zelfstandig naamwoord
  6. el agricultor
    el agricultor

Verwante woorden van "agricultor":


Alternatieve synoniemen voor "agricultor":