Orden de apilamiento in het Engels vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Engels: Meer gegevens...

orden de apilamiento:
- order; z order; Z order; stack order; z-order; stacking order

Spaans

Uitgebreide vertaling voor orden de apilamiento (Spaans) in het Engels

orden de apilamiento (orden; orden Z; orden z)
the order; the z order; the Z order; the stack order; the z-order
– The order in which objects are placed in a layer. An object higher in the stack will cover up (appear on top of) one lower in the stack. ¹
- order [the ~] zelfstandig naamwoord
- z order [the ~] zelfstandig naamwoord
- Z order [the ~] zelfstandig naamwoord
- stack order [the ~] zelfstandig naamwoord
- z-order [the ~] zelfstandig naamwoord
orden de apilamiento
the stacking order
– The order in which shapes overlap other shapes on the page and the order in which shapes are selected. ¹
- stacking order [the ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Z order	orden; orden Z; orden de apilamiento; orden z
order	orden; orden Z; orden de apilamiento; orden z	apremio; asignación; comando; cometido; comisión; condecoración; consigna; dedicación; distribución; encargo; enseñanza; entrega; indicación; insignia; instrucción; mandamiento; mandato; mandatos; mando; misión; orden; pedido; regularidad; reparto; tarea; órdenes
stack order	orden; orden Z; orden de apilamiento; orden z
stacking order	orden de apilamiento
z order	orden; orden Z; orden de apilamiento; orden z
z-order	orden; orden Z; orden de apilamiento; orden z
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
order		adelantar; anunciar; aplazarse; arreglar; arreglarse; avanzar; avanzar sobre; catalogar; clasificar; conducir; dar orden de; decretar; dictar; dictar una carta; dirigir; disponer; dominar; ejercer el poder; encabezar; encargar; encomendar; entregar; estar en cabeza; estipular; fijar; gobernar; guiar; imperar; ir a la cabeza; ir delante; liderar; llevar; mandar; notificar; obligar; ordenar; pedir; pilotar; poner en orden; preceder; predominar; prescribir; presidir; prevalecer; progresar; recetar; reinar; repartir; ser primero