Home ->Woordenboeken ->Spaans/Engels ->Vertaal guarda

Vertaal guarda van Spaans naar Engels

Overzicht
Spaans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. guarda:
  2. guardar:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor guarda (Spaans) in het Engels

guarda:

guarda [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el guarda (protector)
    the guard; the watchman
    • guard [the ~] zelfstandig naamwoord
    • watchman [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. el guarda (portero; vigilante)
    the gate-keeper; the guardsman; the keeper; the watchman
  3. el guarda (atalaya; guardia; guardián; puesto de guardia)
    the guard; the watch; the wake
    • guard [the ~] zelfstandig naamwoord
    • watch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wake [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. el guarda (centinela; vigía; guardia; vigilante)
    the guard
    • guard [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. el guarda (bráctea; capa)
    the flyleaf
    • flyleaf [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. el guarda (velación; guardia; vigilancia; )
    the wake
    • wake [the ~] zelfstandig naamwoord

guarda [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la guarda (guardia; vigilante; portero; conserje; guardián)
    the guard; the attendant; the usher; the warder; the watchman; the sentry; the bodyguard
    • guard [the ~] zelfstandig naamwoord
    • attendant [the ~] zelfstandig naamwoord
    • usher [the ~] zelfstandig naamwoord
    • warder [the ~] zelfstandig naamwoord
    • watchman [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sentry [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bodyguard [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. la guarda (portero; guardia; vigilante; conserje; guardián)
    the porter; the doorkeeper; the doorman
    – someone who guards an entrance 1
    • porter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • doorkeeper [the ~] zelfstandig naamwoord
    • doorman [the ~] zelfstandig naamwoord
    the attendant; the sentry; the guard; the watchman; the warder
    • attendant [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sentry [the ~] zelfstandig naamwoord
    • guard [the ~] zelfstandig naamwoord
    • watchman [the ~] zelfstandig naamwoord
    • warder [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. la guarda (carcelero; portezuela; vigilante; )
    the warder; the watchman; the sentry; the guard
    • warder [the ~] zelfstandig naamwoord
    • watchman [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sentry [the ~] zelfstandig naamwoord
    • guard [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor guarda:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attendant conserje; guarda; guardia; guardián; portero; vigilante asistente; auxiliar de clínica; camillero; celador; cuidador de animales; cuidadora; enfermero; guardia; inspector; ordenanza; supervisor
bodyguard conserje; guarda; guardia; guardián; portero; vigilante guardaespaldas; guardia personal
doorkeeper conserje; guarda; guardia; guardián; portero; vigilante conserje; dueño; dueño de una casa; guardador; portero; propietario
doorman conserje; guarda; guardia; guardián; portero; vigilante
flyleaf bráctea; capa; guarda
gate-keeper guarda; portero; vigilante
guard atalaya; carcelero; centinela; conserje; guarda; guardia; guardián; portero; portezuela; protector; puesto de guardia; vigilante; vigía barredera; carcelero; centinela; escolta; guardia; persona espabilada; protección; vigilante
guardsman guarda; portero; vigilante
keeper guarda; portero; vigilante
porter conserje; guarda; guardia; guardián; portero; vigilante maletero; mozo de cordel; mozo de cuerda; mozo de estación
sentry carcelero; centinela; conserje; guarda; guardia; guardián; portero; portezuela; vigilante centinela; puesto de guardia
usher conserje; guarda; guardia; guardián; portero; vigilante celador; supervisor; vigilante
wake atalaya; guarda; guardia; guardián; puesto de guardia; velación; vigilancia; vigía estela; misa de defunción; vela
warder carcelero; centinela; conserje; guarda; guardia; guardián; portero; portezuela; vigilante
watch atalaya; guarda; guardia; guardián; puesto de guardia control; inspección; reloj; supervisión; vigilancia
watchman carcelero; centinela; conserje; guarda; guardia; guardián; portero; portezuela; protector; vigilante carcelero; centinela; guardia; persona espabilada; vigilante
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
guard amparar; cuidarse de; defender; defensar; disimular; esconder; guardar; preservar; preservar de; proteger; proteger contra; salvaguardar; vigilar; viligar
wake despabilar; despejar; despertar; llamar para despertar
watch andar con cuidado; contemplar; controlar; dar un vistazo a; distinguir; echar un vistazo; echar una mirada; espiar; estudiar; examinar; guardar; hojear; inspeccionar; ir a ver; lorear; mirar; mirar a; mirar a escondidas; notar; observar; pasar revista a; patrullar; percatarse de; percibir; poner atención; prestar atención; repasar; seguir el hilo; tener cuidado; ver; verificar; vigilar; visitar
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attendant acompañador; acompañante; que acompaña

Verwante woorden van "guarda":


Synoniemen voor "guarda":


Wiktionary: guarda

guarda
noun
  1. person who or thing that protects something
  2. person who takes tickets on public transportation
  3. one who attends
  4. A sentry or guard
  5. on a lock or key
Cross Translation:
FromToVia
• guarda → guard ↔ bewaker — een persoon die toezicht houdt op de veiligheid van iets of iemand
• guarda → charge; custody; guard; watch; on watch; duty period; marshal; watchman; warden; warder ↔ garde — Traductions à trier suivant le sens
• guarda → guardian; guard; watchman; warden; warder; marshal; ranger ↔ gardien — personne qui garder, qui surveiller, qui défendre.

guarda vorm van guardar:

guardar werkwoord

  1. guardar (retener; contener)
    to restrain
    • restrain werkwoord (restrains, restrained, restraining)
  2. guardar (proteger; conservar)
    to preserve; to save; guard from; to shield
    • preserve werkwoord (preserves, preserved, preserving)
    • save werkwoord (saves, saved, saving)
    • guard from werkwoord
    • shield werkwoord (shields, shielded, shielding)
  3. guardar (mantener)
    to retain; to hold; to keep; don't let go of
    • retain werkwoord (retains, retained, retaining)
    • hold werkwoord (holds, held, holding)
    • keep werkwoord (keeps, kept, keeping)
    • don't let go of werkwoord
  4. guardar (conservar)
    to preserve; conserve; to keep
    • preserve werkwoord (preserves, preserved, preserving)
    • conserve werkwoord
    • keep werkwoord (keeps, kept, keeping)
  5. guardar (conservar)
    to maintain; to preserve; to protect; to keep up; to save
    • maintain werkwoord (maintains, maintained, maintaining)
    • preserve werkwoord (preserves, preserved, preserving)
    • protect werkwoord (protects, protected, protecting)
    • keep up werkwoord (keeps up, kept up, keeping up)
    • save werkwoord (saves, saved, saving)
  6. guardar (depositar; salvar; almacenar)
    to store; to stock; to secure; to put up; to lay up
    • store werkwoord (stores, stored, storing)
    • stock werkwoord (stocks, stocked, stocking)
    • secure werkwoord (secures, secured, securing)
    • put up werkwoord (puts up, put up, putting up)
    • lay up werkwoord (lays up, laid up, laying up)
  7. guardar (salvar)
    to salvage; to put in safety
    • salvage werkwoord (salvages, salvaged, salvaging)
    • put in safety werkwoord (puts in safety, put in safety, puting in safety)
  8. guardar (encerrar)
    to store; to lock up; to put away
    • store werkwoord (stores, stored, storing)
    • lock up werkwoord (locks up, locked up, locking up)
    • put away werkwoord (puts away, put away, putting away)
  9. guardar (encubrir; proteger; cubrir; )
    to protect; to cover; to fence off; to fence in; to lock up
    • protect werkwoord (protects, protected, protecting)
    • cover werkwoord (covers, covered, covering)
    • fence off werkwoord (fences off, fenced off, fencing off)
    • fence in werkwoord (fences in, fenced in, fencing in)
    • lock up werkwoord (locks up, locked up, locking up)
  10. guardar (controlar; patrullar)
    to supervise; to monitor; keep and eye on; to patrol; to watch
    • supervise werkwoord (supervises, supervised, supervising)
    • monitor werkwoord (monitors, monitored, monitoring)
    • keep and eye on werkwoord
    • patrol werkwoord (patrols, patrolled, patrolling)
    • watch werkwoord (watches, watched, watching)
  11. guardar (cerrar; pasar; cerrarse; )
    to shut; to close; to draw
    • shut werkwoord (shuts, shut, shutting)
    • close werkwoord (closes, closed, closing)
    • draw werkwoord (draws, drew, drawing)
  12. guardar (proteger; esconder; defensar; disimular)
    to preserve; to protect; to shield; to guard; to save
    • preserve werkwoord (preserves, preserved, preserving)
    • protect werkwoord (protects, protected, protecting)
    • shield werkwoord (shields, shielded, shielding)
    • guard werkwoord (guards, guarded, guarding)
    • save werkwoord (saves, saved, saving)
  13. guardar (amparar; vigilar; proteger; salvaguardar; proteger contra)
    to herd; to keep watch over; to guard; to safeguard; to protect
    • herd werkwoord (herds, herded, herding)
    • keep watch over werkwoord (keeps watch over, kept watch over, keeping watch over)
    • guard werkwoord (guards, guarded, guarding)
    • safeguard werkwoord (safeguards, safeguarded, safeguarding)
    • protect werkwoord (protects, protected, protecting)
  14. guardar (acumular a escondidas; atesorar; plantar en tiesto; )
    to pot
    • pot werkwoord (pots, potted, potting)
    to hoard
    – get or gather together 1
    • hoard werkwoord (hoards, hoarded, hoarding)
    to store
    – keep or lay aside for future use 1
    • store werkwoord (stores, stored, storing)
      • store grain for the winter1
      • The bear stores fat for the period of hibernation when he doesn't eat1
  15. guardar (dejar en casa)
    to keep at home
    • keep at home werkwoord (keeps at home, kept at home, keeping at home)
  16. guardar (observar; mirar; percatarse de; prestar atención)
    to monitor; to watch; to observe; to look on
    • monitor werkwoord (monitors, monitored, monitoring)
    • watch werkwoord (watches, watched, watching)
    • observe werkwoord (observes, observed, observing)
    • look on werkwoord (looks on, looked on, looking on)
  17. guardar (poner aparte; aislar; separar; apartar)
    to seclude; to separate; to set apart
    • seclude werkwoord (secludes, secluded, secluding)
    • separate werkwoord (separates, separated, separating)
    • set apart werkwoord (sets apart, set apart, setting apart)
  18. guardar (vigilar)
    to guard; to watch over; to monitor
    • guard werkwoord (guards, guarded, guarding)
    • watch over werkwoord (watches over, watched over, watching over)
    • monitor werkwoord (monitors, monitored, monitoring)
  19. guardar (esconder; guardarse bien)
    to hide away; to put away; to tuck away; to stash away; to stuff away; to lock up
    • hide away werkwoord (hides away, hid away, hiding away)
    • put away werkwoord (puts away, put away, putting away)
    • tuck away werkwoord (tucks away, tucked away, tucking away)
    • stash away werkwoord (stashs away, stashed away, stashing away)
    • stuff away werkwoord (stuffs away, stuffed away, stuffing away)
    • lock up werkwoord (locks up, locked up, locking up)
  20. guardar
    to save
    – To write data (typically a file) to a storage medium. 2
    • save werkwoord (saves, saved, saving)

Conjugations for guardar:

presente
  1. guardo
  2. guardas
  3. guarda
  4. guardamos
  5. guardáis
  6. guardan
imperfecto
  1. guardaba
  2. guardabas
  3. guardaba
  4. guardábamos
  5. guardabais
  6. guardaban
indefinido
  1. guardé
  2. guardaste
  3. guardó
  4. guardamos
  5. guardasteis
  6. guardaron
fut. de ind.
  1. guardaré
  2. guardarás
  3. guardará
  4. guardaremos
  5. guardaréis
  6. guardarán
condic.
  1. guardaría
  2. guardarías
  3. guardaría
  4. guardaríamos
  5. guardaríais
  6. guardarían
pres. de subj.
  1. que guarde
  2. que guardes
  3. que guarde
  4. que guardemos
  5. que guardéis
  6. que guarden
imp. de subj.
  1. que guardara
  2. que guardaras
  3. que guardara
  4. que guardáramos
  5. que guardarais
  6. que guardaran
miscelánea
  1. ¡guarda!
  2. ¡guardad!
  3. ¡no guardes!
  4. ¡no guardéis!
  5. guardado
  6. guardando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor guardar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cover abrigo contra; caja; capa; capilla; capota; capucha; casquillo; chirona; cimborrio; cobertizo; cobertura; cofia; cubierta; cubrecama; cápsula; cúpula; embalaje; encuadernación; envase; envoltorio; estuche; funda; funda de disco; manta; marquesina; paquete; pretexto; protección; quepis; recubrimiento; seguridad; sobre; tapa; tapete; techo; tejado
draw atracción; diversión; rifa; sorteo
fence in alambrada
fence off alambrada
guard atalaya; barredera; carcelero; centinela; conserje; escolta; guarda; guardia; guardián; persona espabilada; portero; portezuela; protección; protector; puesto de guardia; vigilante; vigía
herd aluvión; banda; cantidad; copia; cuadrilla; cuchilla; grupo; horda; masa; muchedumbre; multitud
hold agarrar; balde; barreño; barril; bañera; bodega; cala; coger; cubo; cubo para bañarse; llave; pila; presa; tomar; tonel; tonelada
keep up mantenimiento
monitor monitor
observe atención; contemplación; cuidado; observación
patrol carcelero; centinela; guardia; patrulla; patrullar
pot cacerola; chocolate; grifa; hierba; lesbiana; marihuana; olla; puchero; tortillera
preserve alimentos conservados; confitura; conservas; mermelada
safeguard aprobación; autorización; certificación; consentimiento; convenio; escolta; explicación; licencia; liga; medida de seguridad; pacto; pase; permiso; salvoconducto
secure garantes
shield cubierta protectora
stock animal de granja; cajón corredizo; existencias; fondo de valores crecientes; gaveta; provisiones; stock; valores
store almacenaje; almacenamiento; almacén; depósito; despensa; guardamuebles; recámara
watch atalaya; control; guarda; guardia; guardián; inspección; puesto de guardia; reloj; supervisión; vigilancia
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
close atacar; celebrar; cerrar; cerrar con llave; cerrar de golpe; cerrarse; concertar; concluir; cuadrar; guardar; importar; pasar; suceder cerrar; cerrar con llave; cerrar de golpe; cerrar herméticamente; cerrarse; cortar; desconectar; sellar; tapar
conserve conservar; guardar conservar
cover abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; guardar; proteger; tapar abarcar; abovedar; abrazar; acompañar; acorralar; adjuntar; agregar; aislar; añadir; calcar; comprimir; contar; contener; contornear; copar; cubrir; cubrir mucha distancia; cubrirse; cumplir con; decorar; dominar; encapsular; encerrar; encubrir; englobar; enmascarar; envolver; esconder; exponer; forrar; incluir; limitar; narrar; ocultar; poner cubierta a; poner un techo; recorrer mucho; recubrir; restringir; revestir; tapar; tapizar; techar; velar
don't let go of guardar; mantener
draw atacar; celebrar; cerrar; cerrar con llave; cerrar de golpe; cerrarse; concertar; concluir; cuadrar; guardar; importar; pasar; suceder acarrear; arrastrar; atraer; deber; dejar prestado; dibujar; extraer; garabatear; librar; pintar; prestar; retratar; sacar de; tomar de
fence in abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; guardar; proteger; tapar abrir; acorralar; acotar; agrandarse; alzar; amanecer; amañar; amover; amputar; apagar; apear; apoyarse en; atrabancar; camelar; cercar; cerrar; chafallar; chapucear; clarear; clarecer; colocar; dar salida; dar un sablazo; definir; delimitar; demarcar; depositar; derrocar; desahuciar; desalojar; desconectar; deslindar; destituir; destronar; elaborar; embarullar; embaucar; emporcarse; empotrar; enredar; ensuciarse; estafar; formular; frangollar; hacer mal; hacer una mala jugada; levantar; mancharse; mentir; pegarle a una persona; perfilar; proyectar; robar con engaño; sablear; socaliñar; timar; tomar el pelo
fence off abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; guardar; proteger; tapar abrir; acorralar; acotar; agrandarse; alzar; amanecer; amañar; amover; amputar; apagar; apear; apoyarse en; atrabancar; camelar; cercar; cerrar; cerrar herméticamente; chafallar; chapucear; clarear; clarecer; colocar; dar salida; dar un sablazo; definir; delimitar; demarcar; depositar; derrocar; desahuciar; desalojar; desconectar; deslindar; destituir; destronar; elaborar; embarullar; embaucar; emporcarse; empotrar; enredar; ensuciarse; estafar; formular; frangollar; hacer mal; hacer una mala jugada; levantar; mancharse; mentir; pegarle a una persona; perfilar; proyectar; robar con engaño; sablear; socaliñar; tapar; timar; tomar el pelo
guard amparar; defensar; disimular; esconder; guardar; proteger; proteger contra; salvaguardar; vigilar amparar; cuidarse de; defender; preservar; preservar de; proteger; proteger contra; salvaguardar; viligar
guard from conservar; guardar; proteger
herd amparar; guardar; proteger; proteger contra; salvaguardar; vigilar defender; proteger; salvaguardar
hide away esconder; guardar; guardarse bien
hoard acumular a escondidas; atesorar; entalegar; guardar; plantar en tiesto; poner aparte; separar
hold guardar; mantener aprehender; aprisionar; arrestar; calar; coger preso; coger prisionero; comprender; concebir; darse cuenta de; detener; distinguir; encarcelar; entender; mantenerse; reconocer; retener; sujetar
keep conservar; guardar; mantener adobar; conservar; conservar en adobo; derrotar; enlatar; poner en adobo; tener al lado
keep and eye on controlar; guardar; patrullar
keep at home dejar en casa; guardar
keep up conservar; guardar cesar; conservar; continuar; dejar; detener; hacer respetar; levantar; mantener; perseverar; persistir; seguir; sostener
keep watch over amparar; guardar; proteger; proteger contra; salvaguardar; vigilar defender; preservar; proteger; viligar
lay up almacenar; depositar; guardar; salvar
lock up abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; esconder; guardar; guardarse bien; proteger; tapar asegurar; cortar; desconectar; detener; encarcelar; encerrar; meter entre barrotes; meter entre rejas
look on guardar; mirar; observar; percatarse de; prestar atención contemplar; echar un vistazo; echar una mirada; estudiar; examinar; hojear; inspeccionar; mirar; observar
maintain conservar; guardar apoyar financieramente; conservar; mantener; mantenerse; quedarse enganchado
monitor controlar; guardar; mirar; observar; patrullar; percatarse de; prestar atención; vigilar
observe guardar; mirar; observar; percatarse de; prestar atención acudir; advertir; aparecer; constatar; contemplar; controlar; dar un vistazo a; darse cuenta de; distinguir; entrever; estar presente; estudiar; examinar; hojear; inspeccionar; lorear; mirar; mostrarse; notar; observar; percatarse de; percibir; presentarse; prestar atención; señalar; ver; vigilar
patrol controlar; guardar; patrullar vigilar
pot acumular a escondidas; atesorar; entalegar; guardar; plantar en tiesto; poner aparte; separar
preserve conservar; defensar; disimular; esconder; guardar; proteger adobar; conservar; conservar en adobo; derrotar; embalsamar; enlatar; mantenerse; poner en adobo; preservar
protect abrigar; amparar; camuflar; cercar; conservar; cubrir; defensar; disimular; encerrar; encubrir; esconder; guardar; proteger; proteger contra; salvaguardar; tapar; vigilar amparar; defender; preservar de; proteger; proteger contra; salvaguardar; surgir
put away encerrar; esconder; guardar; guardarse bien almacenar; apartar; apresar; capturar; coger; contener; dejar de lado; depositar sobre; deshacerse de; deshechar; meter; negar; no aceptar; ordenar; pescar; poner a un lado; poner aparte; poner en el establo; poner en el garaje; rechazar; recoger; recoger la mesa; reservar; reservar un viaje; reservarse; sacarse
put in safety guardar; salvar
put up almacenar; depositar; guardar; salvar alzar; elevar; poner derecho; poner recto; rectificar; subir
restrain contener; guardar; retener aflojar; calmar; calmarse; contener; contenerse; controlar; detener; dominar; impedir; refrenar; reprimir; retener; templar; terraplenar; tranquilizarse
retain guardar; mantener conservar
safeguard amparar; guardar; proteger; proteger contra; salvaguardar; vigilar defender; guardar en lugar seguro; proteger; proteger contra; salvaguardar
salvage guardar; salvar
save conservar; defensar; disimular; esconder; guardar; proteger acopiar; acumular; ahorrar; apartar; coleccionar; combinar; compaginar; compilar; depositar sobre; economizar; juntar; perdonar; poner a un lado; poner en el establo; poner en el garaje; quedar; recoger; respetar; reunir; salvar; sobrar
seclude aislar; apartar; guardar; poner aparte; separar
secure almacenar; depositar; guardar; salvar adquirir; adueñarse de; amarrar; apoderarse de; apropiarse; asegurar; atar; captar; colocar; conseguir; fijar; montar; obtener; pegar; proteger contra; recibir; sujetar
separate aislar; apartar; guardar; poner aparte; separar aislar; alejar de; apartar; bifurcarse; compartir; cortar; cortar en pedazos; desarticularse; desenganchar; deshacer; desmontar; despedazar; despedirse; desvincular; distribuir; dividir; divorciarse; escindir; fisionar; hacer pedazos; incomunicar; partir; poner aparte; repartir; separar; separarse; subdividir
set apart aislar; apartar; guardar; poner aparte; separar
shield conservar; defensar; disimular; esconder; guardar; proteger amparar; defender; proteger; salvaguardar
shut atacar; celebrar; cerrar; cerrar con llave; cerrar de golpe; cerrarse; concertar; concluir; cuadrar; guardar; importar; pasar; suceder cerrar; cerrar con llave; cerrar de golpe; cerrar herméticamente; cerrarse; sellar; tapar
stash away esconder; guardar; guardarse bien
stock almacenar; depositar; guardar; salvar hacer compras; ir de compras; salir de compras
store acumular a escondidas; almacenar; atesorar; depositar; encerrar; entalegar; guardar; plantar en tiesto; poner aparte; salvar; separar almacenar; apartar; archivar; depositar sobre; poner a un lado; poner en el establo; poner en el garaje
stuff away esconder; guardar; guardarse bien
supervise controlar; guardar; patrullar
tuck away esconder; guardar; guardarse bien
watch controlar; guardar; mirar; observar; patrullar; percatarse de; prestar atención andar con cuidado; contemplar; controlar; dar un vistazo a; distinguir; echar un vistazo; echar una mirada; espiar; estudiar; examinar; hojear; inspeccionar; ir a ver; lorear; mirar; mirar a; mirar a escondidas; notar; observar; pasar revista a; percatarse de; percibir; poner atención; prestar atención; repasar; seguir el hilo; tener cuidado; ver; verificar; vigilar; visitar
watch over guardar; vigilar defender; proteger; salvaguardar
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
secure a salvo; seguro; sin peligro; sin riesgo
separate a granel; aislado; aparte; desmarcado; desunido; diferente; disipado; distribuído; especial; excepcional; extraordinario; fuera de lo común; independiente; individual; mono; partido; peculiar; personal; poco corriente; por separado; privado; repartido; separado; sin parecido; singular; solo; soltero; suelto; único; único en su especie
shut además; ancho; cercano; cerrado; cerrado con llave; corpulento; denso; encima; espeso; estancado; estar cerrado; gordo; grueso; hinchado
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
close cerca; cerca de; cercano; en las proximidades de; junto a
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
close a bocajarro; a sotavento; apagado; apenas; astuto; encariñado; enrarecido; equilibrado; fino; horizontal; igual; monótono; pasajero; perecedero; por poco; rozando; suave; tajantemente; transitorio
save a excepción de; además de; amén de; aparte de; con excepción de; fuera de; menos; menos de

Synoniemen voor "guardar":


Wiktionary: guardar

guardar
verb
  1. to maintain the condition of; to preserve
  2. to maintain possession of
  3. To protect from some offence
  4. store for future use
  5. to write a file to a disk
  6. put (an object) in a secure enclosed place
Cross Translation:
FromToVia
• guardar → save ↔ opslaan — informatica|nld vastleggen of bewaren van gegevens
• guardar → tend ↔ hoeden — een kudde dieren verzorgen en in de gaten houden
• guardar → preserve; save; keep ↔ bewaren — ervoor zorgen dat iets niet verloren raakt
• guardar → guard ↔ bewaken — toezicht houden op de veiligheid van iets of iemand
• guardar → look after; take care ↔ gaumen — (transitiv), Schweiz: auf jemandem, etwas aufpassen; in seine Obhut nehmen
• guardar → conserve; keep; preserve; protect ↔ gaumen — (transitiv), Schweiz: nicht antasten lassen, schützen, verteidigen
• guardar → look after ↔ hegen — (transitiv): aufmerksam schützen und versorgen
• guardar → be silent; keep quiet ↔ schweigen — (intransitiv) still sein oder nicht reden
• guardar → protect; cover; back; guard; keep; look after; watch over; preserve; safeguard; watch ↔ protéger — prendre la défense de quelqu’un, de quelque chose ; prêter secours et appui.
• guardar → guard; preserve; protect; save ↔ préserver — préserver

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van guarda







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1333 seconde
Page rendered in 1.0 seconds