Flema in het Engels vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Engels: Meer gegevens...

flema:
- mucus; slobber; phlegm; gob; lump of spit; spit
flemar:
- slobber; drivel; cough up slime; slaver
Wiktionary:
- flema → phlegm
- flema → apathy, phlegm

Spaans

Uitgebreide vertaling voor flema (Spaans) in het Engels

flema:

flema [la ~] zelfstandig naamwoord

la flema (mucosidad; moco; saliva; baba)
the mucus; the slobber
- mucus [the ~] zelfstandig naamwoord
- slobber [the ~] zelfstandig naamwoord
la flema (cachaza)
the phlegm
- phlegm [the ~] zelfstandig naamwoord
la flema (gargajo; esputo)
the phlegm; the gob; the lump of spit; the spit
- phlegm [the ~] zelfstandig naamwoord
- gob [the ~] zelfstandig naamwoord
- lump of spit [the ~] zelfstandig naamwoord
- spit [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor flema:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gob	esputo; flema; gargajo
lump of spit	esputo; flema; gargajo
mucus	baba; flema; moco; mucosidad; saliva	moco
phlegm	cachaza; esputo; flema; gargajo
slobber	baba; flema; moco; mucosidad; saliva	baba
spit	esputo; flema; gargajo	saliva
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
slobber		babear; babosear; desalivar; desbabar; echar babas; escupir moco; flemar
spit		escupir; vomitar

Verwante woorden van "flema":

flemas

Synoniemen voor "flema":

aplomo; serenidad; tranquilidad; calma; seguridad; confianza; entereza; firmeza; compostura; desenvoltura; soltura; gravedad; circunspección
lenidad; blandura; benevolencia; flexibilidad; suavidad; dulzura; sosiego; moderación; elasticidad; ductilidad; maleabilidad; flacidez; inconsistencia; afabilidad; benignidad; bondad; delicadeza; indolencia; mansedumbre; ternura; debilidad; flojedad
lentitud; morosidad; tardanza; dilación; duración; cachaza; pachorra; parsimonia; cuajo; papo
moco; mucosidad; secreción

Wiktionary: flema

flema

noun

mucus secreted in the bronchial passages
- phlegm → flema

Cross Translation:

From	To	Via
• flema	→ apathy; phlegm	↔ Phlegma — Mangel an Erregbarkeit, unerschütterliche Ruhe

flema vorm van flemar:

flemar werkwoord

flemar (escupir moco)
to slobber; to drivel; cough up slime; to slaver
- slobber werkwoord (slobbers, slobbered, slobbering)
- drivel werkwoord (drivels, driveled, driveling)
- cough up slime werkwoord
- slaver werkwoord (slavers, slavered, slavering)

Conjugations for flemar:

presente

flemo
flemas
flema
flemamos
flemáis
fleman

imperfecto

flemaba
flemabas
flemaba
flemábamos
flemabais
flemaban

indefinido

flemé
flemaste
flemó
flemamos
flemasteis
flemaron

fut. de ind.

flemaré
flemarás
flemará
flemaremos
flemaréis
flemarán

condic.

flemaría
flemarías
flemaría
flemaríamos
flemaríais
flemarían

pres. de subj.

que fleme
que flemes
que fleme
que flememos
que fleméis
que flemen

imp. de subj.

que flemara
que flemaras
que flemara
que flemáramos
que flemarais
que flemaran

miscelánea

¡flema!
¡flemad!
¡no flemes!
¡no fleméis!
flemado
flemando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor flemar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
drivel		charlatanería; tonterías
slaver		barco negrero; negrero
slobber		baba; flema; moco; mucosidad; saliva
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cough up slime	escupir moco; flemar
drivel	escupir moco; flemar	chacharear; charlar; cotorrear; desvariar; echar una parrafada; hablar por hablar; parlanchinear; parlotear
slaver	escupir moco; flemar	babear; babosear; desalivar; desbabar; echar babas
slobber	escupir moco; flemar	babear; babosear; desalivar; desbabar; echar babas

Computer vertaling door derden: