Home ->Woordenboeken ->Spaans/Engels ->Vertaal fianza

Vertaal fianza van Spaans naar Engels

Overzicht
Spaans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. fianza:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor fianza (Spaans) in het Engels

fianza:

fianza [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la fianza (garantía; caución; prenda; dita)
    the warranty; the guarantee; the premises; the bond; the pledge; the surety; the edifice; the security; the lot
    • warranty [the ~] zelfstandig naamwoord
    • guarantee [the ~] zelfstandig naamwoord
    • premises [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bond [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pledge [the ~] zelfstandig naamwoord
    • surety [the ~] zelfstandig naamwoord
    • edifice [the ~] zelfstandig naamwoord
    • security [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lot [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. la fianza (caución)
    the bail
    • bail [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. la fianza (garantía)
    the bond
    • bond [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. la fianza (garantía)
    the caution money; the bond; the security

Vertaal Matrix voor fianza:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bail caución; fianza cubo
bond caución; dita; fianza; garantía; prenda acuerdo; afinidad; alianza; bond; coherencia; combinación; compuesto; comunicación; conexión; confederación; contexto; cooperación; empréstito en bonos; enlace; federación; interdepencia; interrelación; liga; línea; negociación; nexo; pacto; parentesco; relación; similitud; tratado; unión; valor; valor de renta fija
caution money fianza; garantía
edifice caución; dita; fianza; garantía; prenda casa; complexión; construcción; cultivo; edificación; edificio; estatura; estructura; faldón; finca; inmueble; lote; parcela; prenda; solar; talla; terreno de construcción; terreno edificable
guarantee caución; dita; fianza; garantía; prenda certificado de garantía; estigma; garante; garantía; imprenta; prenda; sello de garantía
lot caución; dita; fianza; garantía; prenda bastante; campamento; campo; campo de concentración; casa; complexión; construcción; cultivo; cúmulo; destinación; destino; edificación; edificio; estatura; estructura; faldón; finca; gran cantidad; inmueble; lote; masa; montón; muchedumbre; multitud; parcela; partida; pila; prenda; región; sino; solar; suerte; talla; terreno; terreno de construcción; terreno edificable; terrón; zona
pledge caución; dita; fianza; garantía; prenda juramento; obligación; promesa
premises caución; dita; fianza; garantía; prenda apartamento; casa; complexión; construcciones; construcción; cultivo; edificaciones; edificación; edificio; edificios; estatura; estructura; faldón; finca; habitación; inmueble; lote; parcela; prenda; solar; talla; terreno de construcción; terreno edificable
security caución; dita; fianza; garantía; prenda abrigo contra; amparo; defensa; estigma; imprenta; protección; salvaguarda; seguridad; sello de garantía; valor
surety caución; dita; fianza; garantía; prenda
warranty caución; dita; fianza; garantía; prenda
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bail achicar
guarantee acreditar; avalar; garantizar
lot parcelar
pledge empeñar; pignorar

Verwante woorden van "fianza":

  • fianzas

Synoniemen voor "fianza":


Wiktionary: fianza

fianza
noun
  1. security; guaranty; bail
  2. surety posted as bail
  3. security
  4. amount of money paid in advance as security
Cross Translation:
FromToVia
• fianza → warrant; guarantee; pledge; security ↔ waarborg — een geldbedrag of iets anders dat tijdelijk gegeven wordt als onderpand voor het geval men een verplichting niet na kan komen
• fianza → pawn; collateral; deposit ↔ Pfand — Recht: Gegenstand oder Geldbetrag einer Person, welcher vorübergehend bei einem Anderen verbleibt, als Sicherheit für etwas, das sich die Person von diesem Anderen leihen hat, beziehungsweise für etwas, das die Person diesem Anderen schulden
• fianza → down payment; first instalment; initial deposit ↔ acompte — Somme d’argent versée dès la signature d’un contrat, et enlevant toute possibilité de dédit
• fianza → guarantee; guarantor; caution ↔ caution — garantie, assurance d’un engagement prendre par soi-même ou par un autre.

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0357 seconde
Page rendered in 1.0 seconds