Desventaja in het Engels vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Engels: Meer gegevens...

desventaja:
- disadvantage; loss; damage; minus point; point lost; losing score; drawback
Wiktionary:
- desventaja → drawback, disadvantage
- desventaja → disadvantage, deficit, damage

Spaans

Uitgebreide vertaling voor desventaja (Spaans) in het Engels

la desventaja (inconveniente; contra)
the disadvantage; the loss; the damage
- disadvantage [the ~] zelfstandig naamwoord
- loss [the ~] zelfstandig naamwoord
- damage [the ~] zelfstandig naamwoord
la desventaja (deficiencia)
the minus point; the point lost; the losing score
- minus point [the ~] zelfstandig naamwoord
- point lost [the ~] zelfstandig naamwoord
- losing score [the ~] zelfstandig naamwoord
la desventaja (inconveniente; chasco)
the drawback
- drawback [the ~] zelfstandig naamwoord
the disadvantage
– the quality of having an inferior or less favorable position ¹
- disadvantage [the ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
damage	contra; desventaja; inconveniente	avería; daño; deterioro; detrimento
disadvantage	chasco; contra; desventaja; inconveniente	caída; derrota; perdición; pérdida; ruina
drawback	chasco; desventaja; inconveniente	derrota; espalda; lomo; otra cara; otro lado; parte de atrás; parte posterior; perdición; pérdida; reverso; ruina; vuelta
losing score	deficiencia; desventaja
loss	contra; desventaja; inconveniente	avería; caída; daño; daños; derrota; deterioro; detrimento; déficit; gastos imprevistos; perjuicios; pérdida; pérdidas
minus point	deficiencia; desventaja
point lost	deficiencia; desventaja
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
damage		abastecerse de; afectar; aniquilar; aplastar; astillar; causar perjuicio; clavar; dar un mate; dañar; debilitar; deshacer; destrozar; destruir; deteriorar; discriminar; doler; enfadar; entorpecer; estorbar; estrellar; estrellarse; estropear; estropearse; hacer daño; hacer daño a; hacer mal; hacer pedazos; hacerse añicos; hacerse pedazos; herir; lastimar; lesionar; machacar; maltratar; menoscabar; meter; ofender; pegar hasta romper; perjudicar; perjudicar a una persona; postergar; quebrantar; quebrarse; reducir; reventar; romperse; triturar
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
disadvantage		perjuicio

desventaja

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• desventaja	→ disadvantage	↔ nadeel — ongunstige eigenschap
• desventaja	→ deficit	↔ Manko — Mangel, Fehler
• desventaja	→ disadvantage; damage	↔ Nachteil — eine negative oder unerwünschte Folge oder ein negativer Nebeneffekt, zum Beispiel einer Lösung, eines Vorgehens, einer Überlegung