Overzicht
Spaans naar Engels: Meer gegevens...
-
alegre:
- cheerful; enthusiastic; happy; gay; bright; buoyant; sunny; enchanted; vibrant; merry; attentive; amusing; eager; joyful; mystified; joyous; tidy; pleasant; jolly; spell bound; reliable; dependable; festive; trustworthy; under enchantment; passionate; neat; colourful; funny; animated; safe; trusted; clear; colorful; eagre; pleased; glad; satisfied; delighted; busy; occupied; engaged; busily engaged; tied up; sprightly; bustling; lively; full of joy; brisk; high-spirited; upbeat; frivolous; light-hearted; flighty; shallow; flippant; florid; fullfilled; satiated; contented; high-coloured; coloured; colored; playful; casual; agitated; excited; aroused; heated; agile; fluttered; in high spirits; good-tempered; felicitous; in good spirits; good-humoured; good natured; good-humored; gratifying; memorable; fond of laughing; given to laughter; as pleased as punch
- alegrar:
- alegrarse:
-
Wiktionary:
- alegre → merry, joyful, jovial, jaunty, happy, gay, bright, blithe, beautiful
- alegre → cheerful, happy, glad, pleased, satisfied, debonair, merry, joyful, gay, exuberant, lighthearted, lively, perky, good-humored, good-humoured, joyous
- alegrar → delight, make happy, cheer (up), cheer up, rejoice, cheer, look forward to, enjoy
- alegrarse → rejoice
- alegrarse → rejoice, be glad, be happy, be pleased
Spaans
Uitgebreide vertaling voor alegre (Spaans) in het Engels
alegre:
-
alegre
cheerful; enthusiastic; happy; gay; buoyant; sunny; enchanted; vibrant; merry; attentive; amusing; eager; joyful; mystified; joyous; tidy; pleasant; jolly; spell bound; reliable; dependable; festive; trustworthy; under enchantment; passionate; neat; colourful; funny; animated; safe; trusted; clear; colorful; eagre-
cheerful bijvoeglijk naamwoord
-
enthusiastic bijvoeglijk naamwoord
-
happy bijvoeglijk naamwoord
-
gay bijvoeglijk naamwoord
-
buoyant bijvoeglijk naamwoord
-
sunny bijvoeglijk naamwoord
-
enchanted bijvoeglijk naamwoord
-
vibrant bijvoeglijk naamwoord
-
merry bijvoeglijk naamwoord
-
attentive bijvoeglijk naamwoord
-
amusing bijvoeglijk naamwoord
-
joyful bijvoeglijk naamwoord
-
mystified bijvoeglijk naamwoord
-
joyous bijvoeglijk naamwoord
-
tidy bijvoeglijk naamwoord
-
pleasant bijvoeglijk naamwoord
-
jolly bijvoeglijk naamwoord
-
spell bound bijvoeglijk naamwoord
-
reliable bijvoeglijk naamwoord
-
dependable bijvoeglijk naamwoord
-
festive bijvoeglijk naamwoord
-
trustworthy bijvoeglijk naamwoord
-
under enchantment bijvoeglijk naamwoord
-
passionate bijvoeglijk naamwoord
-
neat bijvoeglijk naamwoord
-
funny bijvoeglijk naamwoord
-
animated bijvoeglijk naamwoord
-
safe bijvoeglijk naamwoord
-
trusted bijvoeglijk naamwoord
-
clear bijvoeglijk naamwoord
-
-
alegre
-
alegre (vivo; contento; animado)
-
alegre (contento)
-
alegre (activo; ocupado; despierto; intenso; atareado; vivo; ardiente; animado; recargado; festivo; agitado; frecuente; de buen humor; vigoroso; prolífero)
busy; occupied; engaged; busily engaged; tied up-
busy bijvoeglijk naamwoord
-
occupied bijvoeglijk naamwoord
-
engaged bijvoeglijk naamwoord
-
busily engaged bijvoeglijk naamwoord
-
tied up bijvoeglijk naamwoord
-
-
alegre (entusiasta; optimista; de buen humor)
sprightly; bustling; happy; lively; cheerful; gay; full of joy; buoyant; brisk; jolly; high-spirited; merry; upbeat-
sprightly bijvoeglijk naamwoord
-
bustling bijvoeglijk naamwoord
-
happy bijvoeglijk naamwoord
-
lively bijvoeglijk naamwoord
-
cheerful bijvoeglijk naamwoord
-
gay bijvoeglijk naamwoord
-
full of joy bijvoeglijk naamwoord
-
buoyant bijvoeglijk naamwoord
-
brisk bijvoeglijk naamwoord
-
jolly bijvoeglijk naamwoord
-
high-spirited bijvoeglijk naamwoord
-
merry bijvoeglijk naamwoord
-
upbeat bijvoeglijk naamwoord
-
-
alegre (frívolo; casquivano; ligero)
-
alegre (lleno de color; vivo)
-
alegre (abonado; satisfecho; entusiasta; vivo; complacido; contento; pagado; arrobado)
satisfied; fullfilled; satiated; contented-
satisfied bijvoeglijk naamwoord
-
fullfilled bijvoeglijk naamwoord
-
satiated bijvoeglijk naamwoord
-
contented bijvoeglijk naamwoord
-
-
alegre (de tonos vivos; vistoso; llamativo; floreciente)
-
alegre (frívolo; fresco; relajado; despreocupado)
light-hearted; playful; casual-
light-hearted bijvoeglijk naamwoord
-
playful bijvoeglijk naamwoord
-
casual bijvoeglijk naamwoord
-
-
alegre (agitado; excitado; vivo; nervioso; acalorado; agitadamente; caliente; animado; despierto; activo; ardiente)
-
alegre (de buen humor; animado; alegremente)
merry; cheerful; bustling; in high spirits; happy; gay; jolly; good-tempered; full of joy-
merry bijvoeglijk naamwoord
-
cheerful bijvoeglijk naamwoord
-
bustling bijvoeglijk naamwoord
-
in high spirits bijvoeglijk naamwoord
-
happy bijvoeglijk naamwoord
-
gay bijvoeglijk naamwoord
-
jolly bijvoeglijk naamwoord
-
good-tempered bijvoeglijk naamwoord
-
full of joy bijvoeglijk naamwoord
-
-
alegre (entretenido; divertido; jovial)
-
alegre (de buen humor; alegremente)
felicitous; in good spirits; cheerful; joyful; happy-
felicitous bijvoeglijk naamwoord
-
in good spirits bijwoord
-
cheerful bijvoeglijk naamwoord
-
joyful bijvoeglijk naamwoord
-
happy bijvoeglijk naamwoord
-
-
alegre (de buen humor; vivamente; vivo; animado; alegremente; suscitado; contento; optimista)
cheerful; good-tempered; good-humoured; good natured; good-humored-
cheerful bijvoeglijk naamwoord
-
good-tempered bijvoeglijk naamwoord
-
good natured bijvoeglijk naamwoord
-
-
alegre (feliz; gratificante; placentero; agradable; memorable; grato; satisfactorio; regocijante)
gratifying; happy; pleasant; memorable; joyful-
gratifying bijvoeglijk naamwoord
-
happy bijvoeglijk naamwoord
-
pleasant bijvoeglijk naamwoord
-
memorable bijvoeglijk naamwoord
-
joyful bijvoeglijk naamwoord
-
-
alegre (risueño; riente)
fond of laughing; given to laughter-
fond of laughing bijvoeglijk naamwoord
-
given to laughter bijvoeglijk naamwoord
-
-
alegre (no caber en sí de alegría; rebosante de alegría; entusiasta; extasiado; muy contento)
as pleased as punch; cheerful; in high spirits-
as pleased as punch bijvoeglijk naamwoord
-
cheerful bijvoeglijk naamwoord
-
in high spirits bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor alegre:
Verwante woorden van "alegre":
Synoniemen voor "alegre":
Wiktionary: alegre
alegre
Cross Translation:
adjective
-
Jolly and full of high-spirits
-
feeling or causing joy
-
merry, cheerful
-
airy, showy, or affected
-
enjoying peace, comfort, etc.; contented, joyous
- happy → satisfecho; contento; alegre; feliz
-
festive, bright, colorful
-
happy, joyful and lively
-
happy
-
happy, cheerful
-
of weather: pleasant, clear
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• alegre | → cheerful | ↔ vrolijk — in goede stemming |
• alegre | → happy | ↔ gelukkig — in een tevredene toestand zijn, zich goed voelen |
• alegre | → glad; pleased; happy; satisfied | ↔ blij — vrolijk van stemming |
• alegre | → glad | ↔ froh — voller Freude |
• alegre | → debonair | ↔ fröhlich — von froher, heiterer Art seiend; in guter Stimmung |
• alegre | → merry | ↔ fröhlich — lustig, ausgelassen |
• alegre | → joyful; happy | ↔ allègre — Plein d'entrain, joyeux. |
• alegre | → cheerful; gay; merry; exuberant; lighthearted; lively; perky; good-humored; good-humoured | ↔ gai — Qui a de la gaité. |
• alegre | → glad; happy; joyful; joyous; cheerful; gay; merry; exuberant; lighthearted; lively; perky | ↔ joyeux — Qui a de la joie, qui remplir de joie. |
alegrar:
-
alegrar (alegrarse; regocijarse)
-
alegrar (dar gusto; complacer)
to delight; to gladden; to charm; to brighten; to cheer; to enchant; to ravish; make happy; to fascinate-
make happy werkwoord
-
alegrar
-
alegrar
-
alegrar (animar)
to brighten up -
alegrar (animar)
Conjugations for alegrar:
presente
- alegro
- alegras
- alegra
- alegramos
- alegráis
- alegran
imperfecto
- alegraba
- alegrabas
- alegraba
- alegrábamos
- alegrabais
- alegraban
indefinido
- alegré
- alegraste
- alegró
- alegramos
- alegrasteis
- alegraron
fut. de ind.
- alegraré
- alegrarás
- alegrará
- alegraremos
- alegraréis
- alegrarán
condic.
- alegraría
- alegrarías
- alegraría
- alegraríamos
- alegraríais
- alegrarían
pres. de subj.
- que alegre
- que alegres
- que alegre
- que alegremos
- que alegréis
- que alegren
imp. de subj.
- que alegrara
- que alegraras
- que alegrara
- que alegráramos
- que alegrarais
- que alegraran
miscelánea
- ¡alegra!
- ¡alegrad!
- ¡no alegres!
- ¡no alegréis!
- alegrado
- alegrando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor alegrar:
Synoniemen voor "alegrar":
Wiktionary: alegrar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• alegrar | → delight; make happy | ↔ verheugen — iemand ~ vreugde bereiden |
• alegrar | → cheer (up) | ↔ opvrolijken — opmonteren, animeren |
• alegrar | → cheer up | ↔ opmonteren — opvrolijken, animeren |
• alegrar | → rejoice; cheer; delight; look forward to; enjoy | ↔ réjouir — donner de la joie. |
alegrarse:
-
alegrarse (alegrar; regocijarse)
-
alegrarse
-
alegrarse
rejoice oneself-
rejoice oneself werkwoord
-
Conjugations for alegrarse:
presente
- me alegro
- te alegras
- se alegra
- nos alegramos
- os alegráis
- se alegran
imperfecto
- me alegraba
- te alegrabas
- se alegraba
- nos alegrábamos
- os alegrabais
- se alegraban
indefinido
- me alegré
- te alegraste
- se alegró
- nos alegramos
- os alegrasteis
- se alegraron
fut. de ind.
- me alegraré
- te alegrarás
- se alegrará
- nos alegraremos
- os alegraréis
- se alegrarán
condic.
- me alegraría
- te alegrarías
- se alegraría
- nos alegraríamos
- os alegraríais
- se alegrarían
pres. de subj.
- que me alegre
- que te alegres
- que se alegre
- que nos alegremos
- que os alegréis
- que se alegren
imp. de subj.
- que me alegrara
- que te alegraras
- que se alegrara
- que nos alegráramos
- que os alegrarais
- que se alegraran
miscelánea
- ¡alegrate!
- ¡alegraos!
- ¡no te alegres!
- ¡no os alegréis!
- alegrado
- alegrándose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor alegrarse:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
be on the lookout | alegrarse | espiar |
gladden | alegrar; alegrarse; regocijarse | alegrar; animar; complacer; dar gusto |
keep an eye out | alegrarse | espiar |
look out for | alegrarse | |
make glad | alegrar; alegrarse; regocijarse | |
rejoice oneself | alegrarse | |
watch for | alegrarse | tener cuidado |
watch out | alegrarse | andar con cuidado; poner atención; prestar atención; tener cuidado |