Overzicht
Spaans naar Duits: Meer gegevens...
- zorra:
-
zorro:
- gemein; geschliffen; falsch; schlau; heimtückisch; böse; raffiniert; niederträchtig; listig; tückisch; bösartig; gewichst; schuftig; verschlagen; hinterhältig; verstohlen; durchtrieben; gerissen; glatt; hinterlistig; gehässig; verräterisch; ausgekocht; doppelzüngig; schurkisch; gerieben; gewandt; gewieft; pfiffig; schlagfertig; spitzfindig; scharfsinnig; geschickt; flott; aufgeweckt; gescheit; dreist; behende; klug; clever; verschmitzt; ausgeschlafen; helle; geübt; flink; schneidig; berechnend; eigennützig; gewiegt
- ausgekochter Fuchs; Lümmel; Racker; Schlingel; Schuft; Rüpel; Schelm; Bengel; Flegel; Strolch; Frechdachs; Halunke; Schurke; Spitzbube; Grobian; Lausejunge; Schlauberger; Pfiffikus; Schlaumeier; Fuchs
-
Wiktionary:
- zorra → Schlitzohr, Mensch, Hure, Füchsin
- zorra → Zicke, Kojotin, Füchsin, Wölfin, Hündin, Fähe, Schakalin, Fuchs, Fuchsweibchen, Fuchsmännchen, Fuchsrüde, Schlampe, Luder, Flittchen, Drachen, Hure, Nutte, Weibsbild, Weibsstück, Biest, Jedermanliebchen
- zorro → Schlitzohr, Fuchs
- zorro → Fuchs, Fuchsweibchen, Fuchsmännchen, Fähe, Füchsin, Fuchsrüde
Spaans
Uitgebreide vertaling voor zorra (Spaans) in het Duits
zorra:
-
la zorra (puta; ramera; prostituta; buscona; fulana)
-
la zorra (golfa; mujerzuela; puta)
die Schlampe; die Nutte; die Horizontale; leichtes Mädchen; die Dirne; die Schnalle; Straßenmädchen; die Hure; Strichmädchen -
la zorra
-
la zorra (golfa)
-
la zorra (alazán; zorro; raposo; raposa; alazana; tipo astuto)
Vertaal Matrix voor zorra:
Verwante woorden van "zorra":
Synoniemen voor "zorra":
Wiktionary: zorra
zorra
Cross Translation:
noun
-
durchtriebener, listiger Mensch
- Schlitzohr → zorro; zorra
-
bairisch, fränkisch, hohenlohisch, österreichisch und sächsisch, oft abwertend für: junge Frau, Magd oder Jungfrau
-
abwertend: eine Frau, die für Geld sexuelle Handlungen vornimmt; Prostituierte
-
weiblicher Fuchs[1, 3]
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zorra | → Zicke | ↔ bitch — disagreeable, aggressive person, usually female |
• zorra | → Kojotin; Füchsin; Wölfin; Hündin; Fähe; Schakalin | ↔ bitch — female canine |
• zorra | → Fuchs; Fuchsweibchen; Fuchsmännchen; Fähe; Füchsin; Fuchsrüde | ↔ fox — Vulpes vulpes |
• zorra | → Schlampe | ↔ slapper — female of loose morals |
• zorra | → Schlampe; Luder; Flittchen | ↔ slut — sexually promiscuous woman |
• zorra | → Füchsin; Fähe | ↔ vixen — female fox |
• zorra | → Schlampe; Drachen; Zicke | ↔ vixen — temperamental woman |
• zorra | → Hure; Schlampe; Nutte | ↔ whore — prostitute |
• zorra | → Weibsbild; Weibsstück; Biest; Zicke | ↔ garce — Fille ou femme rancunière |
• zorra | → Jedermanliebchen; Schlampe | ↔ putain — Femme de mauvaises mœurs |
• zorra | → Füchsin | ↔ renarde — femelle du renard. |
• zorra | → Schlampe | ↔ salope — Débauchée |
zorra vorm van zorro:
-
zorro (astuto; exquisito; bajo; desagradable; malo; antipático; sinvergüenza; secreto; afilado; ducho; redomado; guarro; a escondidas; listo; grosero; canalla; sofisticado; vivo; falso; disimulado; secretamente; hábil; desafinado; indecente; taimado; pérfido; cazurro; traicionero; tallado; reticente; despreciable; obsceno; andrajoso; harapiento; solapado; socarrón; a hurtadillas; terriblemente; subrepticio; falsamente; en secreto; falsificado; desacorde; en falso)
gemein; geschliffen; falsch; schlau; heimtückisch; böse; raffiniert; niederträchtig; listig; tückisch; bösartig; gewichst; schuftig; verschlagen; hinterhältig; verstohlen; durchtrieben; gerissen; glatt; hinterlistig; gehässig; verräterisch; ausgekocht; doppelzüngig; schurkisch; gerieben; gewandt-
gemein bijvoeglijk naamwoord
-
geschliffen bijvoeglijk naamwoord
-
falsch bijvoeglijk naamwoord
-
schlau bijvoeglijk naamwoord
-
heimtückisch bijvoeglijk naamwoord
-
böse bijvoeglijk naamwoord
-
raffiniert bijvoeglijk naamwoord
-
niederträchtig bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
tückisch bijvoeglijk naamwoord
-
bösartig bijvoeglijk naamwoord
-
gewichst bijvoeglijk naamwoord
-
schuftig bijvoeglijk naamwoord
-
verschlagen bijvoeglijk naamwoord
-
hinterhältig bijvoeglijk naamwoord
-
verstohlen bijvoeglijk naamwoord
-
durchtrieben bijvoeglijk naamwoord
-
gerissen bijvoeglijk naamwoord
-
glatt bijvoeglijk naamwoord
-
hinterlistig bijvoeglijk naamwoord
-
gehässig bijvoeglijk naamwoord
-
verräterisch bijvoeglijk naamwoord
-
ausgekocht bijvoeglijk naamwoord
-
doppelzüngig bijvoeglijk naamwoord
-
schurkisch bijvoeglijk naamwoord
-
gerieben bijvoeglijk naamwoord
-
gewandt bijvoeglijk naamwoord
-
-
zorro (despabilado; inteligente; vivo; listo; astuto; ingenioso; perspicaz; avispado; despierto)
-
zorro (pronto a la réplica; inteligente; listo; avispado; vivo; oportuno; aprovechado; ladino; ingenioso; despierto; afilado; agudo; astuto; diestro; vivaracho)
schlagfertig; pfiffig; spitzfindig; gewichst; scharfsinnig; schlau; geschickt; flott; aufgeweckt; ausgekocht; gescheit; gerissen; dreist; behende; klug; glatt; gewandt; clever; verschmitzt; durchtrieben; ausgeschlafen; helle; geübt; flink; schneidig-
schlagfertig bijvoeglijk naamwoord
-
pfiffig bijvoeglijk naamwoord
-
spitzfindig bijvoeglijk naamwoord
-
gewichst bijvoeglijk naamwoord
-
scharfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
schlau bijvoeglijk naamwoord
-
geschickt bijvoeglijk naamwoord
-
flott bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
-
ausgekocht bijvoeglijk naamwoord
-
gescheit bijvoeglijk naamwoord
-
gerissen bijvoeglijk naamwoord
-
dreist bijvoeglijk naamwoord
-
behende bijvoeglijk naamwoord
-
klug bijvoeglijk naamwoord
-
glatt bijvoeglijk naamwoord
-
gewandt bijvoeglijk naamwoord
-
clever bijvoeglijk naamwoord
-
verschmitzt bijvoeglijk naamwoord
-
durchtrieben bijvoeglijk naamwoord
-
ausgeschlafen bijvoeglijk naamwoord
-
helle bijvoeglijk naamwoord
-
geübt bijvoeglijk naamwoord
-
flink bijvoeglijk naamwoord
-
schneidig bijvoeglijk naamwoord
-
-
zorro (hallado; vivo; listo; calculador; oportuno; avispado)
-
zorro (ingenioso; taimado; cuco; listo)
pfiffig; spitzfindig; clever; gerissen; listig-
pfiffig bijvoeglijk naamwoord
-
spitzfindig bijvoeglijk naamwoord
-
clever bijvoeglijk naamwoord
-
gerissen bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
-
zorro (cazurro; despabilado; peligroso; despierto; arriesgado; astuto; precisamente; descansado; cuco; furtivo; ingenioso; ladino; calculador; taimado)
pfiffig; durchtrieben; verschlagen; schlau; gerissen; verschmitzt; listig; gewichst; gewiegt; ausgekocht-
pfiffig bijvoeglijk naamwoord
-
durchtrieben bijvoeglijk naamwoord
-
verschlagen bijvoeglijk naamwoord
-
schlau bijvoeglijk naamwoord
-
gerissen bijvoeglijk naamwoord
-
verschmitzt bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
gewichst bijvoeglijk naamwoord
-
gewiegt bijvoeglijk naamwoord
-
ausgekocht bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor zorro:
Verwante woorden van "zorro":
Synoniemen voor "zorro":
Wiktionary: zorro
zorro
Cross Translation:
noun
-
durchtriebener, listiger Mensch
- Schlitzohr → zorro; zorra
-
Zoologie: Vertreter einer Gruppe von bestimmten kurzbeinigen Arten der Familie der Hunde (Canidae)
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zorro | → Fuchs; Fuchsweibchen; Fuchsmännchen; Fähe; Füchsin; Fuchsrüde | ↔ fox — Vulpes vulpes |
• zorro | → Fuchs | ↔ fox — cunning person |
• zorro | → Fuchs | ↔ renard — Animal |