Overzicht
Spaans naar Duits: Meer gegevens...
-
largo:
- lang; langwierig; länger; ausgearbeitet; ausführlich; umfangreich; detailliert; groß; weit; aufwendig; dick; ausgedehnt; langstielig; weitgehend; großzügig; umständlich; eingehend; weitschweifig; vielumfassend; hell; stark; breit; reichlich; geräumig; weitläufig; schwerfällig; gedehnt; behäbig; extensiv; haarklein
- Länge
-
largarse:
- verlassen; wegfahren; abreisen; seineZelteabbrechen; aufbrechen; wegreisen; fortreisen; wegscheren; abhauen; sich aus dem Staub machen; verschwinden; sich wegscheren; abzischen; abkratzen; sich zum Teufel scheren; abzwitschen; flüchten; ausreißen; desertieren; entwischen; entweichen; durchgehen; durchbrennen; weglaufen; abfahren; fortfahren; entfahren; entfallen; entkommen; fliehen; aussteigen; entfliehen; ausbrechen; entrinnen; ausrücken; entschlüpfen; sehr früh abhouwen; überlaufen; wegrasieren; sich packen
- Abhauen
- Wiktionary:
Spaans
Uitgebreide vertaling voor largo (Spaans) in het Duits
largo:
-
largo (alto; largo de brazos)
-
largo (de larga duración; prolongado)
-
largo (detallado; amplio; elaborado; ancho; extenso; vasto; prolongado; extensivo; verboso; con todo detalle; dilatado; minucioso; prolijo; espacioso; holgado; intrincado; detalladamente; nimio; extinto; circunstanciado; en detalle; a lo ancho; demasiado vasto; en todo detalle; que ha dejado de surtir efecto; demasiado extenso)
ausgearbeitet; ausführlich; umfangreich; detailliert; groß; weit; aufwendig; dick; ausgedehnt; langstielig; weitgehend; großzügig; umständlich; eingehend; weitschweifig; vielumfassend; hell; stark; breit; reichlich; geräumig; weitläufig; schwerfällig; gedehnt; behäbig; extensiv; haarklein-
ausgearbeitet bijvoeglijk naamwoord
-
ausführlich bijvoeglijk naamwoord
-
umfangreich bijvoeglijk naamwoord
-
detailliert bijvoeglijk naamwoord
-
groß bijvoeglijk naamwoord
-
weit bijvoeglijk naamwoord
-
aufwendig bijvoeglijk naamwoord
-
dick bijvoeglijk naamwoord
-
ausgedehnt bijvoeglijk naamwoord
-
langstielig bijvoeglijk naamwoord
-
weitgehend bijvoeglijk naamwoord
-
großzügig bijvoeglijk naamwoord
-
umständlich bijvoeglijk naamwoord
-
eingehend bijvoeglijk naamwoord
-
weitschweifig bijvoeglijk naamwoord
-
vielumfassend bijvoeglijk naamwoord
-
hell bijvoeglijk naamwoord
-
stark bijvoeglijk naamwoord
-
breit bijvoeglijk naamwoord
-
reichlich bijvoeglijk naamwoord
-
geräumig bijvoeglijk naamwoord
-
weitläufig bijvoeglijk naamwoord
-
schwerfällig bijvoeglijk naamwoord
-
gedehnt bijvoeglijk naamwoord
-
behäbig bijvoeglijk naamwoord
-
extensiv bijvoeglijk naamwoord
-
haarklein bijvoeglijk naamwoord
-
-
el largo (longitud)
Vertaal Matrix voor largo:
Verwante woorden van "largo":
Synoniemen voor "largo":
Wiktionary: largo
largo
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• largo | → Längenmaß; Länge | ↔ length — measurement of distance |
• largo | → lang | ↔ long — having much distance from one point to another |
• largo | → lang | ↔ long — having great duration |
• largo | → länger | ↔ langdurig — een lange tijd durend |
• largo | → groß | ↔ lang — van grote lengte |
• largo | → lang | ↔ lang — van grote duur |
• largo | → lang | ↔ long — Qualifie des objets considérer dans leur dimension d’une extrémité à l’autre, par opposition à court. |
largo vorm van largarse:
-
largarse (irse; partir; salir; marcharse)
verlassen; wegfahren; abreisen; seineZelteabbrechen; aufbrechen; wegreisen; fortreisen-
seineZelteabbrechen werkwoord (breche meine Zelt ab, brichst deine Zelt ab, bricht seine Zelt ab, brach seine zelt ab, bracht unsere Zelt ab, abgebrochen)
-
largarse
wegscheren; abhauen; sich aus dem Staub machen; verschwinden-
wegscheren werkwoord
-
sich aus dem Staub machen werkwoord
-
verschwinden werkwoord (verschwinde, verschwindest, verschwindet, verschwand, verschwandet, verschwunden)
-
-
largarse
verschwinden; abhauen; sich wegscheren; abzischen-
verschwinden werkwoord (verschwinde, verschwindest, verschwindet, verschwand, verschwandet, verschwunden)
-
sich wegscheren werkwoord (schere mich weg, schierst dich weg, schiert sich weg, schor sich weg, schort euch weg, sich weggeschoren)
-
-
largarse (irse a la mierda)
abkratzen; sich zum Teufel scheren; abzischen; abzwitschen; abhauen-
sich zum Teufel scheren werkwoord (schere mich, scherst dich, schert sich, scherte sich, schertet euch, sich geschert)
-
largarse (marcharse; salir; irse; escaparse; despedirse a la francesa; coger las de Villadiego; tomar las de Villadiego; fugarse; huirse; evadirse; irse pitando)
flüchten; ausreißen; desertieren; entwischen; entweichen; durchgehen; durchbrennen; weglaufen-
durchbrennen werkwoord (brenne durch, brennst durch, brennt durch, brannte durch, branntet durch, durchgebrannt)
-
largarse (irse de viaje; salir; irse; marcharse; partir; abandonar; zarpar; agotar; correrse; alejarse de)
-
largarse (descender; bajar; levantarse; escapar; marcharse; esquivar; eludir; escabullirse; esfumarse; apearse; desembarcarse; poner pies en polvorosa; tomar las de Villadiego; coger las de Villadiego)
entfahren; entfallen; entkommen; fliehen; aussteigen; entwischen; entfliehen; ausbrechen; entrinnen; durchbrennen; ausrücken; entschlüpfen-
durchbrennen werkwoord (brenne durch, brennst durch, brennt durch, brannte durch, branntet durch, durchgebrannt)
-
entschlüpfen werkwoord (entschlüpfe, entschlüpfst, entschlüpft, entschlüpfte, entschlüpftet, entschlüpft)
-
largarse (tomar las de Villadiego; marcharse)
-
largarse (desertar; salir; pasarse; eludir; hundirse; destacarse; pasar desapercibido)
-
largarse (borrarse; pirarse)
-
largarse (pirarse)
sich wegscheren-
sich wegscheren werkwoord (schere mich weg, schierst dich weg, schiert sich weg, schor sich weg, schort euch weg, sich weggeschoren)
-
Conjugations for largarse:
presente
- me largo
- te largas
- se larga
- nos largamos
- os largáis
- se largan
imperfecto
- me largaba
- te largabas
- se largaba
- nos largábamos
- os largabais
- se largaban
indefinido
- me largué
- te largaste
- se largó
- nos largamos
- os largasteis
- se largaron
fut. de ind.
- me largaré
- te largarás
- se largará
- nos largaremos
- os largaréis
- se largarán
condic.
- me largaría
- te largarías
- se largaría
- nos largaríamos
- os largaríais
- se largarían
pres. de subj.
- que me largue
- que te largues
- que se largue
- que nos larguemos
- que os larguéis
- que se larguen
imp. de subj.
- que me largara
- que te largaras
- que se largara
- que nos largáramos
- que os largarais
- que se largaran
miscelánea
- ¡lárgate!
- ¡largaos!
- ¡no te largues!
- ¡no os larguéis!
- largado
- largándose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
el largarse (pirarse)
Vertaal Matrix voor largarse:
Synoniemen voor "largarse":
Wiktionary: largarse
largarse
Cross Translation:
verb
-
reflexiv, österreichisch, salopp: sich (schnell) entfernen, fortgehen
-
sich entfernen, den Standort wechseln
-
(umgangssprachlich) von Personen: sich unauffällig davonstehlen, sich verdrücken; von Dingen: sich verflüchtigen, geringer werden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• largarse | → abhauen; türmen | ↔ skedaddle — move or run away quickly |