Vender in het Duits vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Duits: Meer gegevens...

vender:
- verkaufen; verhandeln; veräußern; vertreiben; handeln; feilbieten; auktionieren; etwas verkaufen; verschleißen
- Verkäufe
Wiktionary:
- vender → schenken, absetzen, verkaufen
- vender → dealen, verkaufen, veräußern

Spaans

Uitgebreide vertaling voor vender (Spaans) in het Duits

vender:

vender werkwoord

vender (comercializar; venderse; comerciar)
verkaufen; verhandeln; veräußern; vertreiben; handeln; feilbieten; auktionieren
- verkaufen werkwoord (verkaufe, verkaufst, verkauft, verkaufte, verkauftet, verkauft)
- verhandeln werkwoord (verhandele, verhandelst, verhandelt, verhandelte, verhandeltet, verhandelt)
- veräußern werkwoord (veräußere, veräußerest, veräußeret, veräußerete, veräußeretet, veräußert)
- vertreiben werkwoord (vertreibe, vertreibst, vertreibt, vertrieb, vertriebt, vertrieben)
- handeln werkwoord (handle, handelst, handelt, handelte, handeltet, gehandelt)
- feilbieten werkwoord (feilbiete, feilbietest, feilbietet, feilbot, feilbotet, feilgeboten)
- auktionieren werkwoord (auktioniere, auktionierst, auktioniert, auktionierte, auktioniertet, auktioniert)
vender (deshacerse de)
verkaufen; etwas verkaufen
- verkaufen werkwoord (verkaufe, verkaufst, verkauft, verkaufte, verkauftet, verkauft)
- etwas verkaufen werkwoord
vender
verschleißen
- verschleißen werkwoord (verschleiße, verschleißt, verschliß, verschlißt, verschlissen)

Conjugations for vender:

presente

vendo
vendes
vende
vendemos
vendéis
venden

imperfecto

vendía
vendías
vendía
vendíamos
vendíais
vendían

indefinido

vendí
vendiste
vendió
vendimos
vendisteis
vendieron

fut. de ind.

venderé
venderás
venderá
venderemos
venderéis
venderán

condic.

vendería
venderías
vendería
venderíamos
venderíais
venderían

pres. de subj.

que venda
que vendas
que venda
que vendamos
que vendáis
que vendan

imp. de subj.

que vendiera
que vendieras
que vendiera
que vendiéramos
que vendierais
que vendieran

miscelánea

¡vende!
¡vended!
¡no vendas!
¡no vendáis!
vendido
vendiendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

vender [el ~] zelfstandig naamwoord

el vender
der Verkäufe
- Verkäufe [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vender:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Verkäufe	vender
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
auktionieren	comercializar; comerciar; vender; venderse	sacar a subasta; vender en subasta
etwas verkaufen	deshacerse de; vender
feilbieten	comercializar; comerciar; vender; venderse	aparecer; demostrar; enseñar; exhibir; hacer la presentación de; manifestar; mostrar; ofertar; ofrecer; parecer; poner; presentar; proyectar; representar; someter a; vender a domicilio
handeln	comercializar; comerciar; vender; venderse	actuar; comerciar; efectuar; funcionar; hacer; hacer realizar; negociar; realizar; regatear; traficar en; tratar en; vender a domicilio
verhandeln	comercializar; comerciar; vender; venderse	deliberar sobre
verkaufen	comercializar; comerciar; deshacerse de; vender; venderse	vender a domicilio
verschleißen	vender	desgastarse; gastar; gastar totalmente
vertreiben	comercializar; comerciar; vender; venderse	alejarse; dispersar; distanciar; expulsar; extirpar; quitar
veräußern	comercializar; comerciar; vender; venderse

Synoniemen voor "vender":

expender; despachar; distribuir; enajenar; traspasar; saldar; liquidar
traicionar; entregar

Wiktionary: vender

vender

verb

-
- schenken → ahorrar; espachar; servir; llenar; evitar; dispensar; echar; vender; regalar; donar; dedicar
eine bestimmte Menge an Ware verkaufen
- absetzen → vender
einen Gegenstand, eine Ware gegen Geld abgeben
- verkaufen → vender

Cross Translation:

From	To	Via
• vender	→ dealen	↔ deal — sell (illicit drugs)
• vender	→ verkaufen	↔ sell — to agree to transfer goods or provide services
• vender	→ verkaufen	↔ vend — sell
• vender	→ verkaufen	↔ verkopen — goederen tegen betaling aan een nieuwe eigenaar geven
• vender	→ verkaufen; veräußern	↔ vendre — aliéner une chose, transporter, céder à quelqu’un la propriété d’une chose pour un certain prix, contre une somme d'argent.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van vender