Overzicht
Spaans naar Duits: Meer gegevens...
-
sombrío:
- verdächtig; mies; hinterhältig; schmierig; häßlich; gruselig; gemein; dubios; heimtückisch; hinterlistig; bösartig; glitschig; niederträchtig; schuftig; böse; unheimlich; fraglich; fragwürdig; obskur; gespenstisch; teuflisch; krank; unwohl; unpässlich; schade; verdrießlich; ärgerlich; bedrückt; niedergeschlagen; entmutigt; trübsinnig; trübselig; unheilverkündend; düster; widerlich; sinister; finster; gespenstig; gespensterhaft; trostlos; mismutig; erbärmlich; schlecht; unpäßlich; elend; miserabel; greis; grau; graufarbig; dumpf; farblos; falb; dumpfig; flau; glanzlos; schwarzseherisch; melancholisch; pessimistisch; schauderhaft; grauenerregend; gedrückt; betrübt; nicht vertrauenswürdig; mißmutig; traurig; undeutlich; unklar; ungewiß; unbestimmt; trüb; haarig; faul; dunkel; trübe; undurchsichtig; melancholische; schwermütige
- Wiktionary:
Spaans
Uitgebreide vertaling voor sombrío (Spaans) in het Duits
sombrío:
-
sombrío (oscuro; sospechoso; siniestro; malicioso; lúgubre)
verdächtig; mies; hinterhältig; schmierig; häßlich; gruselig; gemein; dubios; heimtückisch; hinterlistig; bösartig; glitschig; niederträchtig; schuftig; böse; unheimlich; fraglich; fragwürdig; obskur; gespenstisch; teuflisch-
verdächtig bijvoeglijk naamwoord
-
mies bijvoeglijk naamwoord
-
hinterhältig bijvoeglijk naamwoord
-
schmierig bijvoeglijk naamwoord
-
häßlich bijvoeglijk naamwoord
-
gruselig bijvoeglijk naamwoord
-
gemein bijvoeglijk naamwoord
-
dubios bijvoeglijk naamwoord
-
heimtückisch bijvoeglijk naamwoord
-
hinterlistig bijvoeglijk naamwoord
-
bösartig bijvoeglijk naamwoord
-
glitschig bijvoeglijk naamwoord
-
niederträchtig bijvoeglijk naamwoord
-
schuftig bijvoeglijk naamwoord
-
böse bijvoeglijk naamwoord
-
unheimlich bijvoeglijk naamwoord
-
fraglich bijvoeglijk naamwoord
-
fragwürdig bijvoeglijk naamwoord
-
obskur bijvoeglijk naamwoord
-
gespenstisch bijvoeglijk naamwoord
-
teuflisch bijvoeglijk naamwoord
-
-
sombrío (enfermo; mal; malo; indispuesto; lúgubre; triste)
krank; unwohl; unpässlich-
krank bijvoeglijk naamwoord
-
unwohl bijvoeglijk naamwoord
-
unpässlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
sombrío (que lastíma; desagradable; desolado; triste; apenado; lleno de dolor; afligido; tétrico; preocupado; trágico; entristecido)
schade; verdrießlich; ärgerlich-
schade bijvoeglijk naamwoord
-
verdrießlich bijvoeglijk naamwoord
-
ärgerlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
sombrío (abatido; triste; desconsolado; melancólico; tétrico; disgustado; desolado; deprimido; afligido; desalentado; desanimado; lamentable; pesimista; deplorable)
bedrückt; niedergeschlagen; entmutigt-
bedrückt bijvoeglijk naamwoord
-
niedergeschlagen bijvoeglijk naamwoord
-
entmutigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
sombrío (deprimente; sombrear; lastimoso; lamentable; desagradable; horrible; desgraciado; desolado; infame; indeseable; disgustoso)
-
sombrío (siniestro; tenebroso; sospechosamente; vago; sospechoso; tétrico; de mal aguero)
unheilverkündend; düster; widerlich; unheimlich; bösartig; gruselig; gespenstisch; teuflisch; sinister; böse; finster; gespenstig; hinterlistig; schuftig; gespensterhaft-
unheilverkündend bijvoeglijk naamwoord
-
düster bijvoeglijk naamwoord
-
widerlich bijvoeglijk naamwoord
-
unheimlich bijvoeglijk naamwoord
-
bösartig bijvoeglijk naamwoord
-
gruselig bijvoeglijk naamwoord
-
gespenstisch bijvoeglijk naamwoord
-
teuflisch bijvoeglijk naamwoord
-
sinister bijvoeglijk naamwoord
-
böse bijvoeglijk naamwoord
-
finster bijvoeglijk naamwoord
-
gespenstig bijvoeglijk naamwoord
-
hinterlistig bijvoeglijk naamwoord
-
schuftig bijvoeglijk naamwoord
-
gespensterhaft bijvoeglijk naamwoord
-
-
sombrío (desolador; apagado; triste; deprimido; desolado; deplorable; melancólico; grisáceo)
-
sombrío (desagradable; malo; deprimente; lamentable; mareado; penoso; afligido; abominable; horrible; desolado; repugnante; indeseable; tétrico; lastimoso; disgustoso; apenado; desolador; lóbrego; calamitoso)
erbärmlich; schlecht; unpäßlich; elend; miserabel-
erbärmlich bijvoeglijk naamwoord
-
schlecht bijvoeglijk naamwoord
-
unpäßlich bijvoeglijk naamwoord
-
elend bijvoeglijk naamwoord
-
miserabel bijvoeglijk naamwoord
-
-
sombrío (pálido; sombrear; gris; oscuro; mudo; sin brillo; pardo; sordo; grisáceo)
greis; grau; graufarbig; finster; dumpf; farblos; falb; dumpfig; düster; flau; glanzlos-
greis bijvoeglijk naamwoord
-
grau bijvoeglijk naamwoord
-
graufarbig bijvoeglijk naamwoord
-
finster bijvoeglijk naamwoord
-
dumpf bijvoeglijk naamwoord
-
farblos bijvoeglijk naamwoord
-
falb bijvoeglijk naamwoord
-
dumpfig bijvoeglijk naamwoord
-
düster bijvoeglijk naamwoord
-
flau bijvoeglijk naamwoord
-
glanzlos bijvoeglijk naamwoord
-
-
sombrío
schwarzseherisch; melancholisch; pessimistisch-
schwarzseherisch bijvoeglijk naamwoord
-
melancholisch bijvoeglijk naamwoord
-
pessimistisch bijvoeglijk naamwoord
-
-
sombrío (espantoso; siniestro; sospechoso; aterrador; torvo; horripilante; lúgubre; escalofriante; desabrido; espeluznante; estremecedor; lóbrego; desapacible; grumoso)
gruselig; unheimlich; schauderhaft; grauenerregend-
gruselig bijvoeglijk naamwoord
-
unheimlich bijvoeglijk naamwoord
-
schauderhaft bijvoeglijk naamwoord
-
grauenerregend bijvoeglijk naamwoord
-
-
sombrío (desanimado; desolado; triste; lamentable; deprimido; deplorable; pesimista; abatido; disgustado; apenado; afligido; desconsolado; melancólico; tétrico; desalentado; anonadado; decaído)
bedrückt; niedergeschlagen; gedrückt; betrübt-
bedrückt bijvoeglijk naamwoord
-
niedergeschlagen bijvoeglijk naamwoord
-
gedrückt bijvoeglijk naamwoord
-
betrübt bijvoeglijk naamwoord
-
-
sombrío (poco fiable; siniestro; oscuro; sospechoso; lóbrego; vago; obscuro; mentiroso; falso; dudoso; misterioso; embustero; tenebroso; tétrico; inculpado; no fidedigno; sospechosamente; no digno de confianza)
nicht vertrauenswürdig-
nicht vertrauenswürdig bijvoeglijk naamwoord
-
-
sombrío (pesimista; desanimado; triste; abatido; deprimido; desconsolado; desalentado)
pessimistisch; bedrückt; mißmutig; trübsinnig; traurig; betrübt; niedergeschlagen; trübselig-
pessimistisch bijvoeglijk naamwoord
-
bedrückt bijvoeglijk naamwoord
-
mißmutig bijvoeglijk naamwoord
-
trübsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
traurig bijvoeglijk naamwoord
-
betrübt bijvoeglijk naamwoord
-
niedergeschlagen bijvoeglijk naamwoord
-
trübselig bijvoeglijk naamwoord
-
-
sombrío (poco claro; vago; tenebroso; oscuro; siniestro; sospechoso; confuso; opaco; misterioso; obscuro; tétrico; lóbrego; lanoso; poco fiable; sospechosamente; lanífero)
undeutlich; unklar; ungewiß; unbestimmt; trüb; haarig; faul; dunkel; finster; düster; trübe; undurchsichtig; obskur; schuftig-
undeutlich bijvoeglijk naamwoord
-
unklar bijvoeglijk naamwoord
-
ungewiß bijvoeglijk naamwoord
-
unbestimmt bijvoeglijk naamwoord
-
trüb bijvoeglijk naamwoord
-
haarig bijvoeglijk naamwoord
-
faul bijvoeglijk naamwoord
-
dunkel bijvoeglijk naamwoord
-
finster bijvoeglijk naamwoord
-
düster bijvoeglijk naamwoord
-
trübe bijvoeglijk naamwoord
-
undurchsichtig bijvoeglijk naamwoord
-
obskur bijvoeglijk naamwoord
-
schuftig bijvoeglijk naamwoord
-
-
sombrío (melancólico; oscuro; triste; sombrear; nostálgico; tristón; nostálgicamente)
melancholische; schwermütige-
melancholische bijvoeglijk naamwoord
-
schwermütige bijvoeglijk naamwoord
-