Overzicht
Spaans naar Duits: Meer gegevens...
-
regular:
- regelmäßig; häufig; viel; mehrmals; frequent; mehrfach; wiederholt; hoch; schwer; turnusmäßig; stark; gleichmäßig; haufenweise; regulär; normal; reglär; ständig; durchgehend; gewohnt; gewöhnlich; durchweg; durchschnittlich; mittelmäßig; im Durchschnitt; modal; mäßig; minderwertig; zweitklassig; zweitrangig; unter dem Mindestmaß; schwach; schwächlich; unbedeutend; nicht sehr gut; ordentlich; anständig; angemessen; wohlgeordnet; geordnet; planmäßig; systematisch; methodisch; in einem festen Rythmus
- abstimmen; ablehnen; einstellen; gleichschalten; gleichrichten; abhandeln; abwickeln; schlichten; beilegen; regulieren; sich fügen; einordnen
- Einstellen; Feineinstellung; Abstimmen
-
Wiktionary:
- regular → anpassen, annehmbar, regulär, regelmäßig, regeln, gewohnt, üblich, einstellen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor regular (Spaans) in het Duits
regular:
-
regular (a menudo; frecuentemente; frecuente; con frecuencia; usualmente; mucho; periódico; muy; mucha)
regelmäßig; häufig; viel; mehrmals; frequent; mehrfach; wiederholt; hoch; schwer; turnusmäßig; stark; gleichmäßig; haufenweise-
regelmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
häufig bijvoeglijk naamwoord
-
viel bijvoeglijk naamwoord
-
mehrmals bijvoeglijk naamwoord
-
frequent bijvoeglijk naamwoord
-
mehrfach bijvoeglijk naamwoord
-
wiederholt bijvoeglijk naamwoord
-
hoch bijvoeglijk naamwoord
-
schwer bijvoeglijk naamwoord
-
turnusmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
stark bijvoeglijk naamwoord
-
gleichmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
haufenweise bijvoeglijk naamwoord
-
-
regular (normal; ordinario)
regulär; regelmäßig; normal; reglär; ständig; durchgehend; gewohnt; gewöhnlich; durchweg-
regulär bijvoeglijk naamwoord
-
regelmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
normal bijvoeglijk naamwoord
-
reglär bijvoeglijk naamwoord
-
ständig bijvoeglijk naamwoord
-
durchgehend bijvoeglijk naamwoord
-
gewohnt bijvoeglijk naamwoord
-
gewöhnlich bijvoeglijk naamwoord
-
durchweg bijvoeglijk naamwoord
-
-
regular (mediano; medio; en promedio; promedio; mediocre; modal)
durchschnittlich; mittelmäßig; im Durchschnitt; modal-
durchschnittlich bijvoeglijk naamwoord
-
mittelmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
im Durchschnitt bijvoeglijk naamwoord
-
modal bijvoeglijk naamwoord
-
-
regular (mediocre; mediano)
mäßig; mittelmäßig; minderwertig; zweitklassig; zweitrangig; unter dem Mindestmaß-
mäßig bijvoeglijk naamwoord
-
mittelmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
minderwertig bijvoeglijk naamwoord
-
zweitklassig bijvoeglijk naamwoord
-
zweitrangig bijvoeglijk naamwoord
-
unter dem Mindestmaß bijvoeglijk naamwoord
-
-
regular (mediocre; mezquino; pasable; mediano; moderado; modesto; módico)
schwach; mäßig; mittelmäßig; schwächlich; unbedeutend; nicht sehr gut-
schwach bijvoeglijk naamwoord
-
mäßig bijvoeglijk naamwoord
-
mittelmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
schwächlich bijvoeglijk naamwoord
-
unbedeutend bijvoeglijk naamwoord
-
nicht sehr gut bijvoeglijk naamwoord
-
-
regular
regelmäßig-
regelmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
-
regular (decente; limpio; ordenado; correcto; honrado; presentable; digno; educado; honesto; impecable; razonable; metódico; pulcro; respetable; regulado; en orden; sistemático; decentemente; impecablemente; bien educado; pulcramente; bien arreglado; bien ordenado)
ordentlich; anständig; angemessen-
ordentlich bijvoeglijk naamwoord
-
anständig bijvoeglijk naamwoord
-
angemessen bijvoeglijk naamwoord
-
-
regular (bien ordenado; ordenado; regulado; bien sistematizado)
wohlgeordnet; ordentlich; geordnet-
wohlgeordnet bijvoeglijk naamwoord
-
ordentlich bijvoeglijk naamwoord
-
geordnet bijvoeglijk naamwoord
-
-
regular (sistemático; ordenado; metódico; regulado)
planmäßig; systematisch; ordentlich; geordnet; methodisch-
planmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
systematisch bijvoeglijk naamwoord
-
ordentlich bijvoeglijk naamwoord
-
geordnet bijvoeglijk naamwoord
-
methodisch bijvoeglijk naamwoord
-
-
regular (frecuentemente; periódico; a menudo; con frecuencia; varias veces; sistemático; frecuente; muchas veces; habitualmente; metódico; usualmente; regulado; repetidamente)
regelmäßig; in einem festen Rythmus; gleichmäßig-
regelmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
in einem festen Rythmus bijvoeglijk naamwoord
-
gleichmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
-
regular (ajustar; sintonizar)
-
regular (sintonizar; ajustar; adaptar a; armonizar; enfocar; ajustar a)
abstimmen; einstellen; gleichschalten; gleichrichten-
gleichschalten werkwoord (gleichschalte, gleichschaltest, gleichschaltet, gleichschaltete, gleichschaltetet, gegleichschaltet)
-
gleichrichten werkwoord (gleichrichte, gleichrichtest, gleichrichtet, gleichrichtete, gleichrichtetet, gegleichrichtet)
-
regular (resolver; ordenar)
-
regular
-
regular (adaptarse; arreglar; dirigir)
Conjugations for regular:
presente
- regulo
- regulas
- regula
- regulamos
- reguláis
- regulan
imperfecto
- regulaba
- regulabas
- regulaba
- regulábamos
- regulabais
- regulaban
indefinido
- regulé
- regulaste
- reguló
- regulamos
- regulasteis
- regularon
fut. de ind.
- regularé
- regularás
- regulará
- regularemos
- regularéis
- regularán
condic.
- regularía
- regularías
- regularía
- regularíamos
- regularíais
- regularían
pres. de subj.
- que regule
- que regules
- que regule
- que regulemos
- que reguléis
- que regulen
imp. de subj.
- que regulara
- que regularas
- que regulara
- que reguláramos
- que regularais
- que regularan
miscelánea
- ¡regula!
- ¡regulad!
- ¡no regules!
- ¡no reguléis!
- regulado
- regulando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
el regular (atonar; poner a tono)
Vertaal Matrix voor regular:
Synoniemen voor "regular":
Wiktionary: regular
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• regular | → anpassen | ↔ adjust — to modify |
• regular | → annehmbar | ↔ palatable — tolerable, acceptable |
• regular | → regulär; regelmäßig | ↔ regular — with constant frequency |
• regular | → regelmäßig | ↔ regular — grammar |
• regular | → regeln | ↔ regulate — adjust |
• regular | → regelmäßig | ↔ regelmatig — aan een bepaalde regel gehoorzamend |
• regular | → gewohnt; üblich; regulär | ↔ normaal — gangbaar, gewoon |
• regular | → einstellen | ↔ afstellen — regelbare parameters zo kiezen dat een toestel voor een bepaald doel gereed is |