Overzicht
Spaans naar Duits: Meer gegevens...
-
puro:
- pur; unverfälscht; sauber; rein; lauter; glockenrein; echt; unverschnitten; nicht verschnitten; unschuldig; einwandfrei; fleckenlos; frisch; makellos; fehlerfrei; keusch; schneeweiß; unbefleckt; blütenweiß; anständig; züchtig; sittsam; unlackiert; jungfräulich; ganz; unberührt; unbeschädigt; unangetastet; unversehrt; ehrlich; fidel; ausschließlich; jungfraulich; unbeschwert; unverblümt; unverhohlen; offen; geradeheraus; aufrichtig; freimütig; offenherzig; rundheraus; bar; einfach; schier; wahr; glatt; unbeflekt; ansteckungsfrei; leibhaftig
-
Wiktionary:
- puro → schier, sauber, rein
- puro → Zigarre
- puro → Zigarre, pur, rein, sauber, einfach, einfältig, blank, reinlich, absolut, losgelöst, beziehungslos, uneingeschränkt, unumschränkt, unabhängig, unvermischt
Spaans
Uitgebreide vertaling voor puro (Spaans) in het Duits
puro:
-
puro (claro; francamente; natural; correcto; auténtico; genuino; verdadero; neto; verdaderamente; sencillamente)
pur; unverfälscht; sauber; rein; lauter; glockenrein-
pur bijvoeglijk naamwoord
-
unverfälscht bijvoeglijk naamwoord
-
sauber bijvoeglijk naamwoord
-
rein bijvoeglijk naamwoord
-
lauter bijvoeglijk naamwoord
-
glockenrein bijvoeglijk naamwoord
-
-
puro (auténtico)
echt; unverfälscht; pur-
echt bijvoeglijk naamwoord
-
unverfälscht bijvoeglijk naamwoord
-
pur bijvoeglijk naamwoord
-
-
puro (claro; limpio)
pur; rein; unverfälscht; sauber; unverschnitten; glockenrein; nicht verschnitten-
pur bijvoeglijk naamwoord
-
rein bijvoeglijk naamwoord
-
unverfälscht bijvoeglijk naamwoord
-
sauber bijvoeglijk naamwoord
-
unverschnitten bijvoeglijk naamwoord
-
glockenrein bijvoeglijk naamwoord
-
nicht verschnitten bijvoeglijk naamwoord
-
-
puro (claro; limpio; correcto; neto; no adulterado)
pur; rein; unverschnitten; unverfälscht; nicht verschnitten-
pur bijvoeglijk naamwoord
-
rein bijvoeglijk naamwoord
-
unverschnitten bijvoeglijk naamwoord
-
unverfälscht bijvoeglijk naamwoord
-
nicht verschnitten bijvoeglijk naamwoord
-
-
puro (inocente; inmaculado; limpio; casto)
unschuldig; rein; einwandfrei; fleckenlos; sauber; frisch; makellos; fehlerfrei; keusch; schneeweiß; unbefleckt; blütenweiß-
unschuldig bijvoeglijk naamwoord
-
rein bijvoeglijk naamwoord
-
einwandfrei bijvoeglijk naamwoord
-
fleckenlos bijvoeglijk naamwoord
-
sauber bijvoeglijk naamwoord
-
frisch bijvoeglijk naamwoord
-
makellos bijvoeglijk naamwoord
-
fehlerfrei bijvoeglijk naamwoord
-
keusch bijvoeglijk naamwoord
-
schneeweiß bijvoeglijk naamwoord
-
unbefleckt bijvoeglijk naamwoord
-
blütenweiß bijvoeglijk naamwoord
-
-
puro (casto; claro; limpio; cuidado; honesto; inmaculado; púdico; justo; pulcro)
-
puro (blanco; desnudo; claro; pálido; incoloro; sin pintar)
unlackiert-
unlackiert bijvoeglijk naamwoord
-
-
puro (genuino; virgen; perfecto; íntegro; intacto; virginal; no corroído; no atacado)
pur; jungfräulich; ganz; rein; unberührt; fehlerfrei; unbeschädigt; unverfälscht; unangetastet; unversehrt; unbefleckt-
pur bijvoeglijk naamwoord
-
jungfräulich bijvoeglijk naamwoord
-
ganz bijvoeglijk naamwoord
-
rein bijvoeglijk naamwoord
-
unberührt bijvoeglijk naamwoord
-
fehlerfrei bijvoeglijk naamwoord
-
unbeschädigt bijvoeglijk naamwoord
-
unverfälscht bijvoeglijk naamwoord
-
unangetastet bijvoeglijk naamwoord
-
unversehrt bijvoeglijk naamwoord
-
unbefleckt bijvoeglijk naamwoord
-
-
puro (honesto; fiel; directo; ingenuo; auténtico; justo; verdadero; sincero; real; realmente; recto; honrado; veraz; franco; fiable; leal; de verdad; obediente; genuino; íntegro; francamente; de veras; rotundamente; abiertamente; sin sal; lealmente; no salado; con sinceridad; sin rebozo)
-
puro (puramente; sólo; mero; únicamente; exclusivamente)
-
puro (virgen; inocente; casto; pulcro; cándido; inmaculado; decente)
-
puro (exento de gravámenes; libre de cargas; sin carga; libre de gastos; libre de tasas; libre de impuestos; sin hipotecar; sin gravamen)
unbeschwert-
unbeschwert bijvoeglijk naamwoord
-
-
puro (no embellecido; desnudo; directamente; sin rodeos)
unverblümt; unverhohlen; offen; geradeheraus; aufrichtig; freimütig; offenherzig; rundheraus-
unverblümt bijvoeglijk naamwoord
-
unverhohlen bijvoeglijk naamwoord
-
offen bijvoeglijk naamwoord
-
geradeheraus bijvoeglijk naamwoord
-
aufrichtig bijvoeglijk naamwoord
-
freimütig bijvoeglijk naamwoord
-
offenherzig bijvoeglijk naamwoord
-
rundheraus bijvoeglijk naamwoord
-
-
puro (francamente; claro; verdadero; realmente; verdaderamente; sencillamente; legítimo)
-
puro (limpio; inmaculado)
rein; unbeflekt; ansteckungsfrei-
rein bijvoeglijk naamwoord
-
unbeflekt bijvoeglijk naamwoord
-
ansteckungsfrei bijvoeglijk naamwoord
-
-
puro
leibhaftig-
leibhaftig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor puro:
Verwante woorden van "puro":
Synoniemen voor "puro":
Wiktionary: puro
puro
Cross Translation:
adjective
-
rein, von gleichmäßiger Beschaffenheit, ohne Beimengung
-
den formalen, inhaltlichen Anforderungen gemäß
-
nicht verschmutzt, frei von Unrat
-
ausschließlich, voll und ganz
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• puro | → Zigarre | ↔ cigar — tobacco |
• puro | → pur; rein | ↔ pure — free of flaws or imperfections |
• puro | → rein | ↔ pure — free of foreign material or pollutants |
• puro | → Zigarre | ↔ cigare — Petit rouleau de feuilles de tabac préparé pour fumer. |
• puro | → sauber; rein | ↔ propre — Sans saleté |
• puro | → einfach; einfältig; blank; rein; reinlich; sauber; absolut; losgelöst; beziehungslos; uneingeschränkt; unumschränkt; unabhängig; unvermischt | ↔ pur — Qui est sans mélange. |