Pecadora in het Duits vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Duits: Meer gegevens...

pecador:
- Sünder; Verletzer; Unterbrecher; Übertreter; Schänder; Entehrer; Abbruchunternehmer; Verbrecher
Wiktionary:
- pecadora → Sünderin
- pecadora → Sünder, Sünderin
- pecador → Sünder
- pecador → Sünder, Sünderin

Spaans

Uitgebreide vertaling voor pecadora (Spaans) in het Duits

el pecador
der Sünder; der Verletzer; der Unterbrecher; der Übertreter
- Sünder [der ~] zelfstandig naamwoord
- Verletzer [der ~] zelfstandig naamwoord
- Unterbrecher [der ~] zelfstandig naamwoord
- Übertreter [der ~] zelfstandig naamwoord
el pecador (anulador)
der Schänder; der Entehrer
- Schänder [der ~] zelfstandig naamwoord
- Entehrer [der ~] zelfstandig naamwoord
el pecador (violador; chatarrero; empresario de derribos; anulador)
der Schänder; der Abbruchunternehmer
- Schänder [der ~] zelfstandig naamwoord
- Abbruchunternehmer [der ~] zelfstandig naamwoord
el pecador (violador; chatarrero; empresario de derribos; anulador)
der Verbrecher
- Verbrecher [der ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Abbruchunternehmer	anulador; chatarrero; empresario de derribos; pecador; violador
Entehrer	anulador; pecador
Schänder	anulador; chatarrero; empresario de derribos; pecador; violador	violador
Sünder	pecador
Unterbrecher	pecador	interruptor
Verbrecher	anulador; chatarrero; empresario de derribos; pecador; violador	bribón; canalla; chinche; criminal; culpable; delincuente; desalmado; galopín; granuja; granujita; infractor; malapieza; malhechor; niña traviesa; niño travieso; pillastre; pillete; pillo; pícaro; rufián; sinvergüenza; transgresor; trasto; truhán; tunante; vicio
Verletzer	pecador
Übertreter	pecador	infractor; multado; transgresor

pecador

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• pecador	→ Sünder	↔ zondaar — religie\|nld iemand die ongehoorzaam is aan Gods geboden
• pecador	→ Sünder; Sünderin	↔ sinner — person who has sinned

pecadora

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• pecadora	→ Sünder; Sünderin	↔ sinner — person who has sinned