Overzicht
Spaans naar Duits: Meer gegevens...
-
emitir:
- senden; ausstrahlen; schicken; versenden; zusenden; abschicken; verschicken; absenden; zum Versand bringen; einschicken; wegschicken; einsenden; ausstoßen; ausscheiden; rundfunken; wegsenden; hervorbringen; zum Vorschein bringen; emittieren; ausgeben; verkündigen; proklamieren; verkünden; zum Vorschein holen
- herauskommen; herausströmen
-
Wiktionary:
- emitir → emittieren, senden
- emitir → emittieren, aussenden, ausstoßen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor emitir (Spaans) in het Duits
emitir:
-
emitir (irradiar; radiar)
senden; ausstrahlen-
ausstrahlen werkwoord (strahle aus, strahlst aus, strahlt aus, strahlte aus, strahltet aus, ausgestrahlt)
-
emitir (enviar; mandar; despedir; expedir; destituir; echar; expulsar; retransmitir; deponer; apartar; rechazar)
schicken; versenden; zusenden; abschicken; verschicken; absenden; zum Versand bringen; einschicken; wegschicken; einsenden-
zum Versand bringen werkwoord (bringe zum Versand, bringst zum Versand, bringt zum Versand, brachte zum Versand, brachtet zum Versand, zum Versand gebracht)
-
einschicken werkwoord (schicke ein, schickst ein, schickt ein, schickte ein, schicktet ein, eingeschickt)
-
wegschicken werkwoord (schicke weg, schickst weg, schickt weg, schickte weg, schicktet weg, weggeschickt)
-
emitir (desembarazarse de; verter; deshacerse de; echar)
ausstoßen; ausscheiden-
ausscheiden werkwoord (scheide aus, scheidest aus, scheidet aus, scheidete aus, scheidetet aus, asugescheidet)
-
emitir (transmitir; televisar; difundir; retransmitir)
rundfunken-
rundfunken werkwoord
-
-
emitir (mandar; enviar; remitir; echar al correo; echar; soltar; expedir; retransmitir; rechazar; excarcelar)
versenden; schicken; zusenden; abschicken; absenden; verschicken; zum Versand bringen; wegsenden; wegschicken; einsenden-
zum Versand bringen werkwoord (bringe zum Versand, bringst zum Versand, bringt zum Versand, brachte zum Versand, brachtet zum Versand, zum Versand gebracht)
-
wegsenden werkwoord
-
wegschicken werkwoord (schicke weg, schickst weg, schickt weg, schickte weg, schicktet weg, weggeschickt)
-
emitir (lanzar; sacar; mostrar)
hervorbringen; zum Vorschein bringen-
hervorbringen werkwoord (bringe hervor, bringst hervor, bringt hervor, brachte hervor, brachtet hervor, hervorgebracht)
-
zum Vorschein bringen werkwoord
-
-
emitir
-
emitir
-
emitir (proclamar; difundir; divulgar; promulgar; avisar; comunicar; revelar; anunciar; declarar; publicar; informar de)
verkündigen; proklamieren; verkünden-
proklamieren werkwoord (proklamiere, proklamierst, proklamiert, proklamierte, proklamiertet, proklamiert)
-
emitir (sacar; lanzar)
zum Vorschein holen-
zum Vorschein holen werkwoord
-
Conjugations for emitir:
presente
- emito
- emites
- emite
- emitimos
- emitís
- emiten
imperfecto
- emitía
- emitías
- emitía
- emitíamos
- emitíais
- emitían
indefinido
- emití
- emitiste
- emitió
- emitimos
- emitisteis
- emitieron
fut. de ind.
- emitiré
- emitirás
- emitirá
- emitiremos
- emitiréis
- emitirán
condic.
- emitiría
- emitirías
- emitiría
- emitiríamos
- emitiríais
- emitirían
pres. de subj.
- que emita
- que emitas
- que emita
- que emitamos
- que emitáis
- que emitan
imp. de subj.
- que emitiera
- que emitieras
- que emitiera
- que emitiéramos
- que emitierais
- que emitieran
miscelánea
- ¡emite!
- ¡emitid!
- ¡no emitas!
- ¡no emitáis!
- emitido
- emitiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
emitir (salir)
Vertaal Matrix voor emitir:
Synoniemen voor "emitir":
Computer vertaling door derden: