Desvestir in het Duits vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Duits: Meer gegevens...

desvestir:
- ausziehen; entkleiden; auskleiden; freimachen; entblößen; strippen; entledigen; enthüllen; entblättern
- Auskleiden; Ausnehmen; Entkleiden
Wiktionary:
- desvestir → ausziehen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor desvestir (Spaans) in het Duits

desvestir:

desvestir werkwoord

desvestir (quitar la ropa)
ausziehen; entkleiden; auskleiden; freimachen; entblößen
- ausziehen werkwoord (ziehe aus, ziehst aus, zieht aus, zog aus, zogt aus, ausgezogen)
- entkleiden werkwoord (entkleide, entkleidest, entkleidet, entkleidete, entkleidetet, entkleidet)
- auskleiden werkwoord (kleide aus, kleidest aus, kleidet aus, kleidete aus, kleidetet aus, ausgekleidet)
- freimachen werkwoord (mache frei, machst frei, macht frei, machte frei, machtet frei, freigemacht)
- entblößen werkwoord (entblöße, entblößst, entblößt, entblößte, entblößtet, entblößt)
desvestir (hacer strip-tease; desnudar; quitar la ropa)
strippen; entledigen; auskleiden; entblößen; freimachen; enthüllen; entkleiden; entblättern; ausziehen
- strippen werkwoord
- entledigen werkwoord (entledige, entledigst, entledigt, entledigte, entledigtet, entledigt)
- auskleiden werkwoord (kleide aus, kleidest aus, kleidet aus, kleidete aus, kleidetet aus, ausgekleidet)
- entblößen werkwoord (entblöße, entblößst, entblößt, entblößte, entblößtet, entblößt)
- freimachen werkwoord (mache frei, machst frei, macht frei, machte frei, machtet frei, freigemacht)
- enthüllen werkwoord (enthülle, enthüllst, enthüllt, enthüllte, enthülltet, enthüllt)
- entkleiden werkwoord (entkleide, entkleidest, entkleidet, entkleidete, entkleidetet, entkleidet)
- entblättern werkwoord (entblättere, entblätterst, entblättert, entblätterte, entblättertet, entblättert)
- ausziehen werkwoord (ziehe aus, ziehst aus, zieht aus, zog aus, zogt aus, ausgezogen)

Conjugations for desvestir:

presente

desvisto
desvistes
desviste
desvestimos
desvestís
desvisten

imperfecto

desvestía
desvestías
desvestía
desvestíamos
desvestíais
desvestían

indefinido

desvestí
desvestiste
desvistió
desvestimos
desvestisteis
desvistieron

fut. de ind.

desvestiré
desvestirás
desvestirá
desvestiremos
desvestiréis
desvestirán

condic.

desvestiría
desvestirías
desvestiría
desvestiríamos
desvestiríais
desvestirían

pres. de subj.

que desvista
que desvistas
que desvista
que desvistamos
que desvistáis
que desvistan

imp. de subj.

que desvistiera
que desvistieras
que desvistiera
que desvistiéramos
que desvistierais
que desvistieran

miscelánea

¡desviste!
¡desvestid!
¡no desvistas!
¡no desvistáis!
desvestido
desvistiendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

desvestir [el ~] zelfstandig naamwoord

el desvestir (desnudarse)
Auskleiden; Ausnehmen; Entkleiden
- Auskleiden [das ~] zelfstandig naamwoord
- Ausnehmen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Entkleiden [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor desvestir:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Auskleiden	desnudarse; desvestir
Ausnehmen	desnudarse; desvestir	desenvolver; separar
Entkleiden	desnudarse; desvestir
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
auskleiden	desnudar; desvestir; hacer strip-tease; quitar la ropa	descubrir
ausziehen	desnudar; desvestir; hacer strip-tease; quitar la ropa	quitar la ropa
entblättern	desnudar; desvestir; hacer strip-tease; quitar la ropa	deshojar
entblößen	desnudar; desvestir; hacer strip-tease; quitar la ropa	descubrir
enthüllen	desnudar; desvestir; hacer strip-tease; quitar la ropa	abusar de; aprovecharse de; descubrir; levantar el velo; revelar
entkleiden	desnudar; desvestir; hacer strip-tease; quitar la ropa
entledigen	desnudar; desvestir; hacer strip-tease; quitar la ropa	desembarazar de; deshacerse de; desprenderse de
freimachen	desnudar; desvestir; hacer strip-tease; quitar la ropa	dar libertad; dejar; dejar libre; escapar; escaparse; excarcelar; franquear; liberar; liberarse; libertar; librar; poner en libertad
strippen	desnudar; desvestir; hacer strip-tease; quitar la ropa

Wiktionary: desvestir

Cross Translation:

From	To	Via
• desvestir	→ ausziehen	↔ undress — (transitive) remove somebody’s clothing
• desvestir	→ ausziehen	↔ déshabiller — dépouiller (quelqu’un) des habits dont il vêtir.

Computer vertaling door derden: