Home ->Woordenboeken ->Spaans/Duits ->Vertaal arma

Vertaal arma van Spaans naar Duits

Overzicht
Spaans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. arma:
  2. armar:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor arma (Spaans) in het Duits

arma:

arma [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el arma (medio de combate)
    die Waffe; Gewehr; die Knarre; die Pistole
    • Waffe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gewehr [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Knarre [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Pistole [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. el arma (pistola; escopeta; rifle; )
    die Pistole; die Waffe; die Knarre; die Spritze; die Wehr; die Flinte
    • Pistole [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Waffe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Knarre [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Spritze [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Wehr [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Flinte [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor arma:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Flinte arma; escopeta; escudo de armas; fusil; pistola; revólver; rifle arma de fuego; boca de fuego; escudo de armas
Gewehr arma; medio de combate arma de fuego; boca de fuego; escudo de armas
Knarre arma; escopeta; escudo de armas; fusil; medio de combate; pistola; revólver; rifle badajo; caballete; corzo; cérvidos
Pistole arma; escopeta; escudo de armas; fusil; medio de combate; pistola; revólver; rifle pistola; revólver
Spritze arma; escopeta; escudo de armas; fusil; pistola; revólver; rifle carburantes; combustibles; inoculación; inyección; jeringa; jeringa de inyecciones; jeringa hipodérmica; jeringuilla; picadura; pinchazo; punzada
Waffe arma; escopeta; escudo de armas; fusil; medio de combate; pistola; revólver; rifle arma de fuego; boca de fuego; escudo de armas
Wehr arma; escopeta; escudo de armas; fusil; pistola; revólver; rifle dique; dique de cierre; esclusa de retención

Synoniemen voor "arma":


Wiktionary: arma

arma
noun
  1. ein technisches Hilfsmittel für die Jagd und den Kampf
Cross Translation:
FromToVia
• arma → Waffe; Rüstung; Bewaffnung ↔ arm — weapon
• arma → Waffe ↔ weapon — instrument of attack or defense in combat
• arma → Waffe ↔ wapen — een werktuig van geweld
• arma → Waffe ↔ arme — instrument qui sert à attaquer ou à se défendre

arma vorm van armar:

armar werkwoord

  1. armar
    bewaffnen
    • bewaffnen werkwoord (bewaffne, bewaffnst, bewaffnt, bewaffnte, bewaffntet, bewaffnet)
  2. armar (hacer; crear; producir; )
    machen; produzieren; herstellen; kreieren; schaffen; verfertigen; bilden; erschaffen; fabrizieren; entwickeln; tun; konstruieren; entwerfen; erzeugen; schöpfen; gestalten; erfinden; anfertigen; hervorbringen; formen; ins Leben rufen; entstehen; skizzieren
    • machen werkwoord (mache, machst, macht, machte, machtet, gemacht)
    • produzieren werkwoord (produziere, produzierst, produziert, produzierte, produziertet, produziert)
    • herstellen werkwoord (herstelle, herstellst, herstellt, herstellte, herstelltet, hergestellt)
    • kreieren werkwoord (kreiere, kreierst, kreiert, kreierte, kreiertet, gekreiert)
    • schaffen werkwoord (schaffe, schaffst, schafft, schuff, schufft, geschaffen)
    • verfertigen werkwoord (verfertige, verfertigst, verfertigt, verfertigte, verfertigtet, verfertigt)
    • bilden werkwoord (bilde, bildest, bildet, bildete, bildetet, gebildet)
    • erschaffen werkwoord
    • fabrizieren werkwoord (fabriziere, fabrizierst, fabriziert, fabrizierte, fabriziertet, fabriziert)
    • entwickeln werkwoord (entwickele, entwickelst, entwickelt, entwickelte, entwickeltet, entwickelt)
    • tun werkwoord (tue, tuest, tut, tat, tatet, getan)
    • konstruieren werkwoord (konstruiere, konstruierst, konstruiert, konstruierte, konstruiertet, konstruiert)
    • entwerfen werkwoord (entwerfe, entwirfst, entwirft, entwarf, entwarft, entworfen)
    • erzeugen werkwoord (erzeuge, erzeugst, erzeugt, erzeugte, erzeugtet, erzeugt)
    • schöpfen werkwoord (schöpfe, schöpfst, schöpft, schöpfte, schöpftet, geschöpft)
    • gestalten werkwoord (gestalte, gestaltest, gestaltet, gestaltete, gestaltetet, gestaltet)
    • erfinden werkwoord (erfinde, erfindest, erfindet, erfand, erfandet, erfunden)
    • anfertigen werkwoord (fertige an, fertigst an, fertigt an, fertigte an, fertigtet an, angefertigt)
    • hervorbringen werkwoord (bringe hervor, bringst hervor, bringt hervor, brachte hervor, brachtet hervor, hervorgebracht)
    • formen werkwoord (forme, formst, formt, formte, formtet, geformt)
    • ins Leben rufen werkwoord
    • entstehen werkwoord (entstehe, entstehst, entsteht, entstand, entstandet, entstanden)
    • skizzieren werkwoord (skizziere, skizzierst, skizziert, skizzierte, skizziertet, skizziert)
  3. armar (causar; provocar; ocasionar; componer; confeccionar)
    verursachen; auslösen; antun; bewirken; anstiften
    • verursachen werkwoord (verursache, verursachst, verursacht, verursachte, verursachtet, verursacht)
    • auslösen werkwoord (löse aus, lösest aus, löst aus, löste aus, löstet aus, ausgelöst)
    • antun werkwoord (tue an, tust an, tut an, tat an, tatet an, angetan)
    • bewirken werkwoord (bewirke, bewirkst, bewirkt, bewirkte, bewirktet, bewirkt)
    • anstiften werkwoord (stifte an, stiftest an, stiftet an, stiftete an, stiftetet an, angestiftet)
  4. armar (blindar; reforzar)
    bewehren; bewaffnen
    • bewehren werkwoord (bewehre, bewehrst, bewehrt, bewehrte, bewehrtet, bewehrt)
    • bewaffnen werkwoord (bewaffne, bewaffnst, bewaffnt, bewaffnte, bewaffntet, bewaffnet)
  5. armar (componer; apostar; confeccionar; )
    gestalten; bilden; aufstellen; aufbauen; ausfertigen; formieren; Musik komponieren
    • gestalten werkwoord (gestalte, gestaltest, gestaltet, gestaltete, gestaltetet, gestaltet)
    • bilden werkwoord (bilde, bildest, bildet, bildete, bildetet, gebildet)
    • aufstellen werkwoord (stelle auf, stellst auf, stellt auf, stellte auf, stelltet auf, aufgestellt)
    • aufbauen werkwoord (baue auf, baust auf, baut auf, baute auf, bautet auf, aufgebaut)
    • ausfertigen werkwoord (fertige aus, fertigst aus, fertigt aus, fertigte aus, fertigtet aus, ausgefertigt)
    • formieren werkwoord (formiere, formierst, formiert, formierte, formiertet, formiert)
    • Musik komponieren werkwoord
  6. armar (estirar; alargar; tensar; )
    anspannen; spannen; strecken; dehnen; beziehen; aufziehen
    • anspannen werkwoord (spanne an, spannst an, spannt an, spannte an, spanntet an, angespannt)
    • spannen werkwoord (spanne, spannst, spannt, spannte, spanntet, gespannt)
    • strecken werkwoord (strecke, streckst, streckt, streckte, strecktet, gestreckt)
    • dehnen werkwoord (dehne, dehnst, dehnt, dehnte, dehntet, gedehnt)
    • beziehen werkwoord (beziehe, beziehst, bezieht, bezog, bezogt, bezogen)
    • aufziehen werkwoord (ziehe auf, ziehst auf, zieht auf, zog auf, zogt auf, aufgezogen)

Conjugations for armar:

presente
  1. armo
  2. armas
  3. arma
  4. armamos
  5. armáis
  6. arman
imperfecto
  1. armaba
  2. armabas
  3. armaba
  4. armábamos
  5. armabais
  6. armaban
indefinido
  1. armé
  2. armaste
  3. armó
  4. armamos
  5. armasteis
  6. armaron
fut. de ind.
  1. armaré
  2. armarás
  3. armará
  4. armaremos
  5. armaréis
  6. armarán
condic.
  1. armaría
  2. armarías
  3. armaría
  4. armaríamos
  5. armaríais
  6. armarían
pres. de subj.
  1. que arme
  2. que armes
  3. que arme
  4. que armemos
  5. que arméis
  6. que armen
imp. de subj.
  1. que armara
  2. que armaras
  3. que armara
  4. que armáramos
  5. que armarais
  6. que armaran
miscelánea
  1. ¡arma!
  2. ¡armad!
  3. ¡no armes!
  4. ¡no arméis!
  5. armado
  6. armando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor armar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Musik komponieren apostar; apostarse; armar; comerse; compilar; componer; confeccionar; consumir
anfertigen armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; evolucionar; extraer; fabricar; hacer; instruir; modificar; producir; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar
anspannen alargar; armar; ceder; contraer; engrapar; estirar; lañar; tensar; tirar enganchar; lañar; uncir
anstiften armar; causar; componer; confeccionar; ocasionar; provocar atizar; incitar; instigar
antun armar; causar; componer; confeccionar; ocasionar; provocar adoptar; alcanzar; azotar; batir; comer un peón; concenir; conmover; dar golpes; emocionar; encontrar; golpear; hacer daño; hacer mal; mover; ofender; pegar; referirse a; revolver; tener suerte; tocar; tomar
aufbauen apostar; apostarse; armar; comerse; compilar; componer; confeccionar; consumir arreglar; colocar; colocarse; comenzar; concebir; constituir; construir; crear; criar; cultivar; destinar; edificar; engendrar; erguir; erigir; establecer; estacionar; estructurar; fomentar; formar; fundar; generar; iniciar; instalar; levantar; montar; organizar; originar; plantar; poner; poner en pie
aufstellen apostar; apostarse; armar; comerse; compilar; componer; confeccionar; consumir aparcar; aprovechar; argumentar; arreglar; colocar; colocarse; comenzar; comerse; componer; concebir; constituir; construir; consumir; crear; deponer; depositar; depositar sobre; derribar; destinar; edificar; encajar; engarzar; erguir; erigir; establecer; estacionar; estar echado; estructurar; formar; fundar; hacer; hacer arreglos musicales; hacer una manifestación; incorporar; iniciar; instalar; invertir; jugar; levantar; manifestarse; meter; montar; mover; organizar; pagar; poner; poner en pie; publicar; reducir; situar; tender; tomar; tumbar; ubicar; usar
aufziehen alargar; armar; ceder; contraer; engrapar; estirar; lañar; tensar; tirar abrir; absorber por la nariz; afligir; alzar; alzar el vuelo; ascender; atormentar; construir; crear; criar; cultivar; descorchar; descorrer; despegar; destapar; echarse a volar; edificar; elevar; elevarse; embromar; emerger; enarcar; enganchar; engañar; engendrar; erguir; erigir; esnifar; establecer; estafar; fastidiar; fomentar; fundar; generar; hacer rabiar; hacer tonto a alguien; hacer un broma; incordiar; inhalar; izar; lañar; levantar; levantar el vuelo; levantarse; levantarse de un salto; levar; levar el ancla; originar; plantar; saccar; subir; tirar hacia arriba; tomar velocidad; volarse
ausfertigen apostar; apostarse; armar; comerse; compilar; componer; confeccionar; consumir aprovechar; comerse; consumir; tomar; usar
auslösen armar; causar; componer; confeccionar; ocasionar; provocar desatar; desencadenar
bewaffnen armar; blindar; reforzar
bewehren armar; blindar; reforzar
bewirken armar; causar; componer; confeccionar; ocasionar; provocar atender; cuidar; efectuar; ejecutar; encargarse; ocuparse; realizar
beziehen alargar; armar; ceder; contraer; engrapar; estirar; lañar; tensar; tirar calcar; cubrir; cumplir con; decorar; encapotarse; forrar; nublarse; poner cuerdas a; recubrir; relacionar con; revestir; tapar; tapizar
bilden apostar; apostarse; armar; comerse; compilar; componer; concebir; confeccionar; consumir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar adiestrar; alterar; alternar; amasar; cambiar; cambiar por; constituir; convertir; convertirse en; cultivar; dar forma; dar masajes; desarrollar; desarrollarse; desplegar; educar; ejercer; ejercitar; ejercitarse; elaborar; evolucionar; explotar; extraer; fabricar; formar; hacer realidad; instruir; macerar; masajear; modelar; modificar; prepararse para; realizar; reformar; remendar; reparar; revelar; roturar; seguir desarrollando; transformar; variar
dehnen alargar; armar; ceder; contraer; engrapar; estirar; lañar; tensar; tirar alargarse; ceder; enganchar; ensanchar; estirar; estirarse; lañar; tenderse
entstehen armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar acontecer; alterar; alternar; alzarse; ascender; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; dar lugar a; derivar; desarrollar; desarrollarse; desplegar; efectuarse; elaborar; emerger; empezar; encontrar; enseñar; erguirse; evolucionar; extraer; fabricar; fermentar; formarse; hacerse; inclinarse hacia arriba; instruir; levantarse; modificar; mostrar; mostrarse; ocurrir; originarse; pasar; ponerse; presentarse; proceder; producirse; realizarse; reformar; remendar; reparar; resucitar; resultar; revelar; sacar del agua; subir; suceder; surgir; transformar; variar; volverse
entwerfen armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar bostezar; concebir; crear; definir; describir; detallar; diseñar; escribir en; explicar; extraer; hacer un boceto; proyectar; sacar con pala; trabajar con pala; trazar
entwickeln armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar adiestrar; convertirse en; crear; cultivar; desarrollar; desarrollarse; desplegar; diseñar; educar; ejercer; ejercitar; ejercitarse; elaborar; evolucionar; explotar; fabricar; hacer; prepararse para; producir; revelar; roturar; seguir desarrollando; trazar
erfinden armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar agradar; apretar; averiguar; compendiar; comprimir; concentrarse; condensarse; considerar; contar un cuento chino; contemplar; convertirse en; crear; desarrollarse; descubrir; detectar; diseñar; divagar; enterarse; estrujar; evolucionar; fantasear; fingir; idear; imaginar; inventar; meditar; pensar; planear; pretender; reflexionar; reflexionar sobre; trazar
erschaffen armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; elucubrar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reformar; remendar; reparar; revelar; transformar; variar
erzeugen armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar criar; cultivar; elaborar; engendrar; fabricar; fomentar; generar; hacer; originar; plantar; producir; provocar; realizar
fabrizieren armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar elaborar; fabricar; hacer; producir
formen armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar amasar; constituir; cultivar; dar cuerpo; dar forma; dar masajes; desarrollar; desplegar; educar; elaborar; evolucionar; explotar; formar; macerar; masajear; modelar; revelar; roturar; seguir desarrollando
formieren apostar; apostarse; armar; comerse; compilar; componer; confeccionar; consumir crear; formar; hacer
gestalten apostar; apostarse; armar; comerse; compilar; componer; concebir; confeccionar; consumir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar adecentar; adornar; amasar; arreglar; constituir; dar cuerpo; dar forma; dar masajes; decorar; diseñar; elaborar; formar; macerar; masajear; modelar; moldear
herstellen armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar actualizar; alzar; cambiar; deponer; depositar; depositar sobre; derribar; destinar; elaborar; estacionar; fabricar; florecer; hacer; innovar; levantar; modernizar; mover; poner; producir; prosperar; publicar; realizar; reformar; rehabilitar; renovar; reorganizar; reparar; restaurar; sanear; situar
hervorbringen armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar alcanzar; crear; criar; cultivar; diseñar; emitir; engendrar; fomentar; generar; lanzar; llevar; manifestarse; mostrar; originar; parir; plantar; sacar; sufrir; trazar
ins Leben rufen armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar
konstruieren armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar construir; crear; diseñar; edificar; erguir; erigir; establecer; fundar; levantar; trazar
kreieren armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar crear; diseñar; trazar
machen armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar elaborar; fabricar; funcionar; hacer; producir
produzieren armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar elaborar; fabricar; hacer; producir
schaffen armar; compilar; componer; concebir; convertirse en; crear; desarrollar; diseñar; fabricar; formar; ganar; hacer; montar; producir; remendar; reparar; trazar abusar de; actuar; apañárselas; aprovechar; arrancar; arreglárselas; componer; confeccionar; conseguir; dar; dar abasto; deber; defenderse; dejar prestado; desarraigar; desarrollar; desplegar; distribuir; dividir; efectuar; ejecutar; emplear; esparcir

Synoniemen voor "armar":


Wiktionary: armar

Cross Translation:
FromToVia
• armar → bewaffnen; rüsten ↔ arm — to supply with weapons
• armar → ausarbeiten; entwerfen ↔ frame — put together the structural elements
• armar → modellieren ↔ model — make a miniature model
• armar → aufschlagen ↔ pitch — to assemble or erect (a tent)
• armar → bewaffnen ↔ bewapenen — iemand van wapens voorzien
• armar → waffnen; bewaffnen; rüsten; ausrüsten; aufrüsten; armieren; bewehren; verstärken ↔ armer — Traductions à trier suivant le sens

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van arma







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0927 seconde
Page rendered in 1.0 seconds