Alegría in het Duits vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Duits: Meer gegevens...

alegría:
- Freude; Fröhlichkeit; Spaß; Vergnügen; Lust; Trieb; Gefallen; Leidenschaft; Eifer; Hingabe; Passion; Freudentaumel; Spaßen; Gaudi; Geselligkeit; Ulk; Spleen; Heiterkeit; Freudenfest; Genuß; Frohsinn; Scherz; Flause; Glückseligkeit; Erfreulichkeit; Unsinn; Jubel; Seligkeit; Jux; Torheit; Narrheit; Feudenruf; Schäkerei; Verrücktheit; Lebhaftigkeit; Ausgelassenheit; Lustigkeit; Munterkeit; Keckheit; Hilarität; Keckheid; Unterhaltung; Lebenslust; Lebensfreude; Lebensglück; Oberflächlichkeit; Leichtsinn; Oberflächlicheit; Leichtsinnigkeit; Unbesonnenheit
- Freude
Wiktionary:
- alegría → Heiterkeit, Fröhlichkeit, Frohsinn, Freude
- alegría → freudlos, Freude, Fröhlichkeit, Belustigung, Jubel, Wonne, Sesam

Spaans

Uitgebreide vertaling voor alegría (Spaans) in het Duits

alegría:

alegría [la ~] zelfstandig naamwoord

la alegría (gusto; diversión; chanza)
die Freude; die Fröhlichkeit
- Freude [die ~] zelfstandig naamwoord
- Fröhlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
la alegría (diversión; gusto; deseo; gozo; placer; agrado; instinto sexual; libido; pasión; camilo; satisfacción)
der Spaß; Vergnügen; die Lust; die Freude; der Trieb; Gefallen; die Leidenschaft; der Eifer; die Hingabe; die Passion
- Spaß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Vergnügen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Lust [die ~] zelfstandig naamwoord
- Freude [die ~] zelfstandig naamwoord
- Trieb [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gefallen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Leidenschaft [die ~] zelfstandig naamwoord
- Eifer [der ~] zelfstandig naamwoord
- Hingabe [die ~] zelfstandig naamwoord
- Passion [die ~] zelfstandig naamwoord
la alegría (diversión; gusto; broma; gracia; gozo; locura; alborozo; júbilo; bromas; placer; cachondeo; optimismo)
der Spaß; der Freudentaumel; Spaßen; die Gaudi; Gefallen; Vergnügen; die Geselligkeit; der Ulk; der Spleen; die Heiterkeit; Freudenfest; der Genuß; die Fröhlichkeit; der Frohsinn; die Lust; der Scherz; die Flause; die Glückseligkeit; die Erfreulichkeit; der Unsinn; der Jubel; die Seligkeit; der Jux; die Torheit; die Narrheit; der Feudenruf; die Schäkerei; die Freude; die Verrücktheit
- Spaß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Freudentaumel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Spaßen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Gaudi [die ~] zelfstandig naamwoord
- Gefallen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Vergnügen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Geselligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Ulk [der ~] zelfstandig naamwoord
- Spleen [der ~] zelfstandig naamwoord
- Heiterkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Freudenfest [das ~] zelfstandig naamwoord
- Genuß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Fröhlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Frohsinn [der ~] zelfstandig naamwoord
- Lust [die ~] zelfstandig naamwoord
- Scherz [der ~] zelfstandig naamwoord
- Flause [die ~] zelfstandig naamwoord
- Glückseligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Erfreulichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Unsinn [der ~] zelfstandig naamwoord
- Jubel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Seligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Jux [der ~] zelfstandig naamwoord
- Torheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Narrheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Feudenruf [der ~] zelfstandig naamwoord
- Schäkerei [die ~] zelfstandig naamwoord
- Freude [die ~] zelfstandig naamwoord
- Verrücktheit [die ~] zelfstandig naamwoord
la alegría (gozo; buen humor; gusto; placer; animación; hilaridad; genio festivo; contento; optimismo; diversión; júbilo; euforia; jolgorio; vivacidad; jovialidad)
die Fröhlichkeit; der Spaß; Vergnügen; die Glückseligkeit; die Heiterkeit; die Geselligkeit; die Lust; die Freude; der Genuß; Gefallen; der Jubel; die Seligkeit; die Lebhaftigkeit; der Frohsinn; die Ausgelassenheit; der Freudentaumel; die Lustigkeit; die Munterkeit; Freudenfest; die Keckheit; die Hilarität; die Erfreulichkeit; der Feudenruf; die Keckheid
- Fröhlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Spaß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Vergnügen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Glückseligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Heiterkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Geselligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Lust [die ~] zelfstandig naamwoord
- Freude [die ~] zelfstandig naamwoord
- Genuß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Gefallen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Jubel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Seligkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Lebhaftigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Frohsinn [der ~] zelfstandig naamwoord
- Ausgelassenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Freudentaumel [der ~] zelfstandig naamwoord
- Lustigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Munterkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Freudenfest [das ~] zelfstandig naamwoord
- Keckheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Hilarität [die ~] zelfstandig naamwoord
- Erfreulichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Feudenruf [der ~] zelfstandig naamwoord
- Keckheid [die ~] zelfstandig naamwoord
la alegría
der Spaß; Vergnügen; die Heiterkeit; die Fröhlichkeit; die Freude; der Frohsinn
- Spaß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Vergnügen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Heiterkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Fröhlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Freude [die ~] zelfstandig naamwoord
- Frohsinn [der ~] zelfstandig naamwoord
la alegría
der Spaß; die Heiterkeit; Vergnügen; der Jux; die Fröhlichkeit; der Frohsinn; die Ausgelassenheit; die Lustigkeit
- Spaß [der ~] zelfstandig naamwoord
- Heiterkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Vergnügen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Jux [der ~] zelfstandig naamwoord
- Fröhlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Frohsinn [der ~] zelfstandig naamwoord
- Ausgelassenheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Lustigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
la alegría (alborozo; vivacidad; hilaridad; buen humor; júbilo; euforia; jovialidad; genio festivo; animación; optimismo)
die Hilarität; die Keckheit; die Heiterkeit; die Lustigkeit; die Lebhaftigkeit
- Hilarität [die ~] zelfstandig naamwoord
- Keckheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Heiterkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Lustigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Lebhaftigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
la alegría (distracción; entretenimiento; animación; divertido; diversión; esparcimiento; dispersión; alborozo)
die Unterhaltung; Vergnügen
- Unterhaltung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Vergnügen [das ~] zelfstandig naamwoord
la alegría (alegría de vivir; hedonismo; goce de la vida; ganas de vivir)
die Lebenslust; die Lebensfreude; der Lebensglück
- Lebenslust [die ~] zelfstandig naamwoord
- Lebensfreude [die ~] zelfstandig naamwoord
- Lebensglück [der ~] zelfstandig naamwoord
la alegría (gusto; animación; alborozo)
die Fröhlichkeit; die Heiterkeit; der Frohsinn; die Lustigkeit; die Munterkeit
- Fröhlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Heiterkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Frohsinn [der ~] zelfstandig naamwoord
- Lustigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Munterkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
la alegría (frivolidad; superficialidad; imprudencia)
die Oberflächlichkeit; der Leichtsinn; die Oberflächlicheit; die Leichtsinnigkeit; die Unbesonnenheit
- Oberflächlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Leichtsinn [der ~] zelfstandig naamwoord
- Oberflächlicheit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Leichtsinnigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
- Unbesonnenheit [die ~] zelfstandig naamwoord

alegría

alegría
Freude
- Freude

Vertaal Matrix voor alegría:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Ausgelassenheit	alegría; animación; buen humor; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; optimismo; placer; vivacidad	carácter juguetón; jugueteo
Eifer	agrado; alegría; camilo; deseo; diversión; gozo; gusto; instinto sexual; libido; pasión; placer; satisfacción	acritud; actividad; afanoso; afán; afán de imponerse; ambición; ardor; arrebato; asiduidad; aspereza; aspiraciones; aspiración; brusquedad; brío; causticidad; devoción; energía; entusiasmo; esfuerzo; fervor; fuego; fuerza; ganas de trabajar; impetuosidad; intensidad; obra; profundidad; vehemencia; violencia; ímpetu
Erfreulichkeit	alborozo; alegría; animación; broma; bromas; buen humor; cachondeo; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; locura; optimismo; placer; vivacidad
Feudenruf	alborozo; alegría; animación; broma; bromas; buen humor; cachondeo; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; locura; optimismo; placer; vivacidad	júbilo
Flause	alborozo; alegría; broma; bromas; cachondeo; diversión; gozo; gracia; gusto; júbilo; locura; optimismo; placer	alienación mental; broma; bromas; cachondeo; demencia; enfermedad mental; estupidez; guasa; locura; perturbación mental; rabia; tontería; tonterías; trastorno mental
Freude	agrado; alborozo; alegría; animación; broma; bromas; buen humor; cachondeo; camilo; chanza; contento; deseo; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; instinto sexual; jolgorio; jovialidad; júbilo; libido; locura; optimismo; pasión; placer; satisfacción; vivacidad	aprobación; bienestar; broma; bromas; cachondeo; chanzas; chistosidad; consentimiento; dulce ironía; gozo; guasa; gusto; placer; satisfacción
Freudenfest	alborozo; alegría; animación; broma; bromas; buen humor; cachondeo; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; locura; optimismo; placer; vivacidad	fiesta
Freudentaumel	alborozo; alegría; animación; broma; bromas; buen humor; cachondeo; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; locura; optimismo; placer; vivacidad	júbilo
Frohsinn	alborozo; alegría; animación; broma; bromas; buen humor; cachondeo; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; locura; optimismo; placer; vivacidad
Fröhlichkeit	alborozo; alegría; animación; broma; bromas; buen humor; cachondeo; chanza; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; locura; optimismo; placer; vivacidad	arrobamiento; embeleso; entusiasmo; exaltación; fascinación; trance; éxtasis
Gaudi	alborozo; alegría; broma; bromas; cachondeo; diversión; gozo; gracia; gusto; júbilo; locura; optimismo; placer	gusto
Gefallen	agrado; alborozo; alegría; animación; broma; bromas; buen humor; cachondeo; camilo; contento; deseo; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; instinto sexual; jolgorio; jovialidad; júbilo; libido; locura; optimismo; pasión; placer; satisfacción; vivacidad	aprobación; bienestar; consentimiento; gusto; placer; satisfacción
Genuß	alborozo; alegría; animación; broma; bromas; buen humor; cachondeo; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; locura; optimismo; placer; vivacidad	aprobación; bienestar; consentimiento; deleite; goce; gusto; placer; satisfacción; usufructo
Geselligkeit	alborozo; alegría; animación; broma; bromas; buen humor; cachondeo; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; locura; optimismo; placer; vivacidad	alboroto; comodidad; cordialidad; sociabilidad
Glückseligkeit	alborozo; alegría; animación; broma; bromas; buen humor; cachondeo; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; locura; optimismo; placer; vivacidad	beatitud; capital; delicia; destino; dicha; estrella; exquisitez; felicidad; fortuna; gloria; golpe de fortuna; redención; salvación
Heiterkeit	alborozo; alegría; animación; broma; bromas; buen humor; cachondeo; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; locura; optimismo; placer; vivacidad	afabilidad; cordialidad; hilaridad; jovialidad
Hilarität	alborozo; alegría; animación; buen humor; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; optimismo; placer; vivacidad
Hingabe	agrado; alegría; camilo; deseo; diversión; gozo; gusto; instinto sexual; libido; pasión; placer; satisfacción	dedicación; devoción; ofrenda; sacrificio
Jubel	alborozo; alegría; animación; broma; bromas; buen humor; cachondeo; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; locura; optimismo; placer; vivacidad	júbilo
Jux	alborozo; alegría; broma; bromas; cachondeo; diversión; gozo; gracia; gusto; júbilo; locura; optimismo; placer	gusto
Keckheid	alegría; animación; buen humor; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; optimismo; placer; vivacidad	desenvoltura
Keckheit	alborozo; alegría; animación; buen humor; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; optimismo; placer; vivacidad	brochazo; broma; cachondo; comarca; locura; paraje; pincelada; rasgo
Lebensfreude	alegría; alegría de vivir; ganas de vivir; goce de la vida; hedonismo
Lebensglück	alegría; alegría de vivir; ganas de vivir; goce de la vida; hedonismo
Lebenslust	alegría; alegría de vivir; ganas de vivir; goce de la vida; hedonismo
Lebhaftigkeit	alborozo; alegría; animación; buen humor; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; optimismo; placer; vivacidad	agilidad; alboroto; animación; temperamento; viveza
Leichtsinn	alegría; frivolidad; imprudencia; superficialidad	arrojo; atrevimiento; audacia; frivolidad; hazaña; imprudencia; osadía; temeridad; ímpetu
Leichtsinnigkeit	alegría; frivolidad; imprudencia; superficialidad
Leidenschaft	agrado; alegría; camilo; deseo; diversión; gozo; gusto; instinto sexual; libido; pasión; placer; satisfacción	aficiones; afán; amor; apasionamiento; ardor; deriva; deseo; energía; fervor; fuego; ganas; garbo; gusto; impulso; instinto; instinto sexual; obsesión; pasión; sensualidad
Lust	agrado; alborozo; alegría; animación; broma; bromas; buen humor; cachondeo; camilo; contento; deseo; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; instinto sexual; jolgorio; jovialidad; júbilo; libido; locura; optimismo; pasión; placer; satisfacción; vivacidad	afán; anhelo; animosidad; ansia; aprobación; arder en deseos de; ardor; bienestar; consentimiento; deseo; fervor; fuego; ganas; gusto; instinto; instinto sexual; pasión; placer; satisfacción; sensualidad
Lustigkeit	alborozo; alegría; animación; buen humor; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; optimismo; placer; vivacidad
Munterkeit	alborozo; alegría; animación; buen humor; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; optimismo; placer; vivacidad	buen humor
Narrheit	alborozo; alegría; broma; bromas; cachondeo; diversión; gozo; gracia; gusto; júbilo; locura; optimismo; placer	alienación mental; broma; bromas; cachondeo; chaladura; chifladura; deficiencia mental; demencia; enajenación mental; enfermedad mental; estulticia; estupidez; guasa; humor; idiotez; incongruencia; irracionalidad; locura; necedad; perturbación mental; rabia; tontería; tonterías; trastorno mental
Oberflächlicheit	alegría; frivolidad; imprudencia; superficialidad
Oberflächlichkeit	alegría; frivolidad; imprudencia; superficialidad	imprecisión; inexactitud
Passion	agrado; alegría; camilo; deseo; diversión; gozo; gusto; instinto sexual; libido; pasión; placer; satisfacción	ardor; deseo; energía; fervor; fuego; ganas; garbo; gusto; impulso; instinto; instinto sexual; pasión; sensualidad
Scherz	alborozo; alegría; broma; bromas; cachondeo; diversión; gozo; gracia; gusto; júbilo; locura; optimismo; placer	agudeza; brochazo; broma; cachondo; canallada; chiste; comarca; jugada; jugarreta; locura; ocurrencia; paraje; payasada; pincelada; rasgo
Schäkerei	alborozo; alegría; broma; bromas; cachondeo; diversión; gozo; gracia; gusto; júbilo; locura; optimismo; placer	alienación mental; broma; canallada; demencia; desvaríos; enfermedad mental; estupidez; gusto; incoherencias; jugada; jugarreta; locura; perturbación mental; rabia; trastorno mental
Seligkeit	alborozo; alegría; animación; broma; bromas; buen humor; cachondeo; contento; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; jolgorio; jovialidad; júbilo; locura; optimismo; placer; vivacidad	beatitud; bendiciones; bendición; consagración; delicia; don; felicidad; gloria; redención; salvación
Spaß	agrado; alborozo; alegría; animación; broma; bromas; buen humor; cachondeo; camilo; contento; deseo; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; instinto sexual; jolgorio; jovialidad; júbilo; libido; locura; optimismo; pasión; placer; satisfacción; vivacidad	brochazo; broma; bromas; cachondeo; cachondo; canallada; chanzas; chiste; chistosidad; comarca; dulce ironía; gozo; guasa; gusto; humor; jugada; jugarreta; locura; paraje; pincelada; placer; rasgo
Spaßen	alborozo; alegría; broma; bromas; cachondeo; diversión; gozo; gracia; gusto; júbilo; locura; optimismo; placer	canallada; gusto; jugada; jugarreta; locura
Spleen	alborozo; alegría; broma; bromas; cachondeo; diversión; gozo; gracia; gusto; júbilo; locura; optimismo; placer
Torheit	alborozo; alegría; broma; bromas; cachondeo; diversión; gozo; gracia; gusto; júbilo; locura; optimismo; placer	alienación mental; broma; bromas; cachondeo; chaladura; chifladura; demencia; desatino; desvaríos; disparate; disparates; enfermedad mental; estulticia; estupidez; guasa; idiotez; incoherencias; incongruencia; irracionalidad; locura; necedad; perturbación mental; rabia

Verwante woorden van "alegría":

alegrías

Synoniemen voor "alegría":

ajonjolí; sésamo
albricias; felicitación; enhorabuena
gozo; goce; deleite; satisfacción; gozada; fruición; placer; felicidad
gusto; complacencia
júbilo; contento; alborozo; regocijo; entusiasmo; algazara; exultación; exaltación
jovialidad; broma; vivacidad; animación; marcha; optimismo; entretenimiento; diversión; fiesta; jarana; vacilada

Wiktionary: alegría

alegría

noun

frohe, heitere, aufgelockerte Stimmung
- Heiterkeit → alegría
Zustand, Stimmung einer Person oder Gruppe voller erkennbarer Freude
- Fröhlichkeit → buen humor; alegría
Gespür für Lebensfreude
- Frohsinn → alegría
positives Gefühl
- Freude → alegría

Cross Translation:

From	To	Via
• alegría	→ freudlos	↔ bleak — cheerless
• alegría	→ Freude; Fröhlichkeit	↔ glee — Joy; merriment; mirth; gayety; particularly, the mirth enjoyed at a feast
• alegría	→ Freude	↔ joy — feeling of happiness
• alegría	→ Freude; Belustigung; Fröhlichkeit	↔ mirth — merriment
• alegría	→ Freude	↔ vreugde — een blij gevoel
• alegría	→ Freude	↔ blijdschap — een aangename stemming
• alegría	→ Freude; Jubel; Wonne	↔ allégresse — joie qui se manifester au dehors.
• alegría	→ Freude	↔ joie — sentiment de bonheur, de satisfaction vive et intense qui vient du plaisir que l'on a à agir, à accomplir non pas une tâche répétitif, mais de contribuer à un certain progrès qui est empreint d'un caractère spirituel philosophique, scientifique, religieux ou esthétique.
• alegría	→ Sesam	↔ sésame — Plante/graine

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van alegría

Remove Ads

Vertaal alegría van Spaans naar Duits

Uitgebreide vertaling voor alegría (Spaans) in het Duits

alegría:

alegría [la ~] zelfstandig naamwoord

la alegría (gusto; diversión; chanza)

la alegría (diversión; gusto; deseo; gozo; placer; agrado; instinto sexual; libido; pasión; camilo; satisfacción)

la alegría (diversión; gusto; broma; gracia; gozo; locura; alborozo; júbilo; bromas; placer; cachondeo; optimismo)

la alegría (gozo; buen humor; gusto; placer; animación; hilaridad; genio festivo; contento; optimismo; diversión; júbilo; euforia; jolgorio; vivacidad; jovialidad)

la alegría

la alegría

la alegría (alborozo; vivacidad; hilaridad; buen humor; júbilo; euforia; jovialidad; genio festivo; animación; optimismo)

la alegría (distracción; entretenimiento; animación; divertido; diversión; esparcimiento; dispersión; alborozo)

la alegría (alegría de vivir; hedonismo; goce de la vida; ganas de vivir)

la alegría (gusto; animación; alborozo)

la alegría (frivolidad; superficialidad; imprudencia)

alegría

alegría

Vertaal Matrix voor alegría:

Verwante woorden van "alegría":

Synoniemen voor "alegría":

Wiktionary: alegría

Verwante vertalingen van alegría