Overzicht
Spaans naar Duits: Meer gegevens...
-
agitado:
- hektisch; geschäftig; lustig; gedrängt; heiter; geräuschvoll; lebendig; fleißig; gesellig; emsig; lebhaft; munter; eifrig; üppig; flott; vergnüglich; quick; fröhlich; existent; freudvoll; frisch; angeheitert; freudig; turbulent; unruhig; bewegt; ungestüm; ruhelos; schreiend; lautstark; laut; lärmend; gejagd; gestresst; gehetzt; schnell; hastig; geschwind; überstürzt; aufgeregt; agitiert; rastlos; hart; fest; schwierig; streng; lauthals; steif; herb; kaltblütig; sauer; schrill; unsanft; tosend; gefühllos; hörbar; rührig; unbeständig; zappelig; flatterhaft; erhitzt; aufgeweckt; tüchtig; erregt; hitzig; feurig; aufgebracht; grimmig; hemmungslos; gellend; hell; scharf; grob; leidenschaftlich; grell; heftig; stürmisch; höllisch; jähzornig; temperamentvoll; klirrend; unbeherrscht; auffahrend
-
Wiktionary:
- agitado → aufgeregt
Spaans
Uitgebreide vertaling voor agitado (Spaans) in het Duits
agitado:
-
agitado
-
agitado (activo; ocupado; despierto; alegre; intenso; atareado; vivo; ardiente; animado; recargado; festivo; frecuente; de buen humor; vigoroso; prolífero)
geschäftig; lustig; gedrängt; heiter; geräuschvoll; lebendig; fleißig; gesellig; emsig; lebhaft; munter; eifrig; üppig; flott; vergnüglich; quick; fröhlich; existent; freudvoll; frisch; angeheitert; freudig-
geschäftig bijvoeglijk naamwoord
-
lustig bijvoeglijk naamwoord
-
gedrängt bijvoeglijk naamwoord
-
heiter bijvoeglijk naamwoord
-
geräuschvoll bijvoeglijk naamwoord
-
lebendig bijvoeglijk naamwoord
-
fleißig bijvoeglijk naamwoord
-
gesellig bijvoeglijk naamwoord
-
emsig bijvoeglijk naamwoord
-
lebhaft bijvoeglijk naamwoord
-
munter bijvoeglijk naamwoord
-
eifrig bijvoeglijk naamwoord
-
üppig bijvoeglijk naamwoord
-
flott bijvoeglijk naamwoord
-
vergnüglich bijvoeglijk naamwoord
-
quick bijvoeglijk naamwoord
-
fröhlich bijvoeglijk naamwoord
-
existent bijvoeglijk naamwoord
-
freudvoll bijvoeglijk naamwoord
-
frisch bijvoeglijk naamwoord
-
angeheitert bijvoeglijk naamwoord
-
freudig bijvoeglijk naamwoord
-
-
agitado (turbulento)
-
agitado (ruidoso; tumultuoso)
-
agitado (inquieto)
-
agitado (apresurado; con prisa; aprisa; acuciado; nervioso; de prisa; presuroso)
-
agitado (irritado)
-
agitado (intranquilo; inquieto; impaciente; tormentoso; turbulento)
-
agitado (duro; fuerte; alto; riguroso; en voz alta; muy; mucho; tumultuoso; bullicioso; estrepitoso; inflexible; ruidoso; severo; velozmente; estruendoso)
hart; laut; schnell; fest; schwierig; streng; lauthals; steif; herb; kaltblütig; sauer; lautstark; lärmend; schrill; unsanft; tosend; gefühllos; hörbar; geräuschvoll-
hart bijvoeglijk naamwoord
-
laut bijvoeglijk naamwoord
-
schnell bijvoeglijk naamwoord
-
fest bijvoeglijk naamwoord
-
schwierig bijvoeglijk naamwoord
-
streng bijvoeglijk naamwoord
-
lauthals bijvoeglijk naamwoord
-
steif bijvoeglijk naamwoord
-
herb bijvoeglijk naamwoord
-
kaltblütig bijvoeglijk naamwoord
-
sauer bijvoeglijk naamwoord
-
lautstark bijvoeglijk naamwoord
-
lärmend bijvoeglijk naamwoord
-
schrill bijvoeglijk naamwoord
-
unsanft bijvoeglijk naamwoord
-
tosend bijvoeglijk naamwoord
-
gefühllos bijvoeglijk naamwoord
-
hörbar bijvoeglijk naamwoord
-
geräuschvoll bijvoeglijk naamwoord
-
-
agitado (inquieto; intranquilo)
rührig; steif; unruhig; unbeständig; rastlos; zappelig; flatterhaft; ruhelos-
rührig bijvoeglijk naamwoord
-
steif bijvoeglijk naamwoord
-
unruhig bijvoeglijk naamwoord
-
unbeständig bijvoeglijk naamwoord
-
rastlos bijvoeglijk naamwoord
-
zappelig bijvoeglijk naamwoord
-
flatterhaft bijvoeglijk naamwoord
-
ruhelos bijvoeglijk naamwoord
-
-
agitado (excitado; vivo; nervioso; alegre; acalorado; agitadamente; caliente; animado; despierto; activo; ardiente)
aufgeregt; erhitzt; aufgeweckt; tüchtig; erregt; hitzig; feurig; agitiert; frisch; lebhaft; munter; lebendig; aufgebracht; quick-
aufgeregt bijvoeglijk naamwoord
-
erhitzt bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
-
tüchtig bijvoeglijk naamwoord
-
erregt bijvoeglijk naamwoord
-
hitzig bijvoeglijk naamwoord
-
feurig bijvoeglijk naamwoord
-
agitiert bijvoeglijk naamwoord
-
frisch bijvoeglijk naamwoord
-
lebhaft bijvoeglijk naamwoord
-
munter bijvoeglijk naamwoord
-
lebendig bijvoeglijk naamwoord
-
aufgebracht bijvoeglijk naamwoord
-
quick bijvoeglijk naamwoord
-
-
agitado (descontrolado; sin saber controlarse; enérgico; tormentoso; con violencia; apasionado; estridente; impetuoso; vehemente; arrebatado; virulento; temperamental; encarnizado; tempestuoso; incontrolado; sin saber contenerse)
grimmig; hemmungslos; gellend; hell; hart; scharf; grob; leidenschaftlich; grell; heftig; bewegt; stürmisch; hitzig; höllisch; jähzornig; temperamentvoll; klirrend; ungestüm; unbeherrscht; auffahrend-
grimmig bijvoeglijk naamwoord
-
hemmungslos bijvoeglijk naamwoord
-
gellend bijvoeglijk naamwoord
-
hell bijvoeglijk naamwoord
-
hart bijvoeglijk naamwoord
-
scharf bijvoeglijk naamwoord
-
grob bijvoeglijk naamwoord
-
leidenschaftlich bijvoeglijk naamwoord
-
grell bijvoeglijk naamwoord
-
heftig bijvoeglijk naamwoord
-
bewegt bijvoeglijk naamwoord
-
stürmisch bijvoeglijk naamwoord
-
hitzig bijvoeglijk naamwoord
-
höllisch bijvoeglijk naamwoord
-
jähzornig bijvoeglijk naamwoord
-
temperamentvoll bijvoeglijk naamwoord
-
klirrend bijvoeglijk naamwoord
-
ungestüm bijvoeglijk naamwoord
-
unbeherrscht bijvoeglijk naamwoord
-
auffahrend bijvoeglijk naamwoord
-