Overzicht
Spaans naar Duits: Meer gegevens...
-
campesino:
- Bauer; Landwirt; Agrarier; Landarbeiter; Bauernbursche; Landbewohner; Lümmel; Bauerntölpel; Bauernlümmel; Lump; Flegel; Dreckskerl; Tölpel; Grobian; ungehobelte Klotz; ungeschliffene Kerl; blöder Sack; Schuft; Prolet; Ekel; Rülpser; elender Kerl
- ländlich; rustik; dörflich; doof; grob; derb; plump; klobig; schwerfällig; ungeschickt; ungehobelt; pfarrlich; bäuerisch; flegelhaft; ungeschliffen; tölpelhaft; pastoral; täppisch; grobschlächtig; ungeschlacht; lümmelhaft; zutäppisch; unverschämt; überheblich; dreist; zynisch; frech; anmaßend; arrogant; ungeniert; unbescheiden
-
Wiktionary:
- campesino → Bauer
- campesino → ländlich, Land-, arm, Bauer, Bäuerin, Bauernschaft, Bauerntum, Kleinbauer, Kleinbäuerin, Landmann, Landfrau, Bauersfrau, Bauernjunge, Bauernbub, Bauernmädchen, Dorfbewohner, Dorfbewohnerin, Dörfler, Dörflerin
Spaans
Uitgebreide vertaling voor campesino (Spaans) in het Duits
campesino:
-
el campesino (agricultor)
-
el campesino (obrero agrícola; labrador)
der Landarbeiter -
el campesino
der Bauernbursche -
el campesino
der Landbewohner -
el campesino (agricultor; granjero; agricultora)
-
el campesino (paleto; mentecato; capullo; bruto; tonto; torpe; grosero; agricultor; granjero; granuja; patán; palurdo; cateto; eructo; mal educado; pedazo de animal; persona torpe)
-
el campesino (capullo; persona torpe; tonto; torpe; grosero; bruto; jota; agricultor; granjero; paleto; granuja; patán; mentecato; palurdo; aldeano; cateto; eructo; mal educado)
der Bauer; der Lump; der Flegel; der Dreckskerl; der Lümmel; der Tölpel; der Grobian; der ungehobelte Klotz; der Bauerntölpel; der ungeschliffene Kerl; der blöder Sack -
el campesino (paleto; gamberro; patán; granjero; palurdo; mastuerzo; proleta; trozón; torpe; grosero; bruto; desgraciado; maleducado; granuja; miserable; aldeano; mal educado; persona torpe; pedazón)
der Schuft; der Dreckskerl; der Prolet; der Ekel; der ungehobelte Klotz; der Bauer; der Lump; der Flegel; der Tölpel; der Rülpser; der Grobian; der ungeschliffene Kerl; der elender Kerl
-
campesino (rural; rústico; nacional; en estado natural; de pueblo; pastoral; aldeano; campestre; pastoril)
-
campesino (de pueblo; grosero; rural; torpe; bruto; nacional; maleducado; incapaz; rústico; aturdido; tosco; insolente; pastoral; palurdo; aldeano; campestre; zafio; pastoril; zote; desmañado; mal educado; inhábil; mastuerzo; en estado natural)
doof; grob; derb; rustik; plump; klobig; ländlich; schwerfällig; ungeschickt; ungehobelt; pfarrlich; bäuerisch; flegelhaft; ungeschliffen; dörflich; tölpelhaft; pastoral; täppisch; grobschlächtig; ungeschlacht; lümmelhaft; zutäppisch-
doof bijvoeglijk naamwoord
-
grob bijvoeglijk naamwoord
-
derb bijvoeglijk naamwoord
-
rustik bijvoeglijk naamwoord
-
plump bijvoeglijk naamwoord
-
klobig bijvoeglijk naamwoord
-
ländlich bijvoeglijk naamwoord
-
schwerfällig bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschickt bijvoeglijk naamwoord
-
ungehobelt bijvoeglijk naamwoord
-
pfarrlich bijvoeglijk naamwoord
-
bäuerisch bijvoeglijk naamwoord
-
flegelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschliffen bijvoeglijk naamwoord
-
dörflich bijvoeglijk naamwoord
-
tölpelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
pastoral bijvoeglijk naamwoord
-
täppisch bijvoeglijk naamwoord
-
grobschlächtig bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschlacht bijvoeglijk naamwoord
-
lümmelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
zutäppisch bijvoeglijk naamwoord
-
-
campesino (bruto; desmañado; palurdo; sin vergüenza; zote; sin respeto; fresco; rural; torpe; grosero; descarado; nacional; maleducado; incapaz; rústico; impertinente; tosco; aturdido; fastidioso; insolente; arrogante; pastoral; aldeano; desvergonzado; campestre; descortés; zafio; pastoril; de pueblo; mal educado; inhábil; mastuerzo; desfachatado; en estado natural; con desenvoltura; demasiado desenvuelto)
unverschämt; doof; überheblich; derb; ungeschickt; ungehobelt; ungeschlacht; dreist; schwerfällig; zynisch; ungeschliffen; täppisch; frech; grob; plump; klobig; anmaßend; arrogant; ungeniert; bäuerisch; flegelhaft; unbescheiden; dörflich; tölpelhaft; grobschlächtig; zutäppisch-
unverschämt bijvoeglijk naamwoord
-
doof bijvoeglijk naamwoord
-
überheblich bijvoeglijk naamwoord
-
derb bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschickt bijvoeglijk naamwoord
-
ungehobelt bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschlacht bijvoeglijk naamwoord
-
dreist bijvoeglijk naamwoord
-
schwerfällig bijvoeglijk naamwoord
-
zynisch bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschliffen bijvoeglijk naamwoord
-
täppisch bijvoeglijk naamwoord
-
frech bijvoeglijk naamwoord
-
grob bijvoeglijk naamwoord
-
plump bijvoeglijk naamwoord
-
klobig bijvoeglijk naamwoord
-
anmaßend bijvoeglijk naamwoord
-
arrogant bijvoeglijk naamwoord
-
ungeniert bijvoeglijk naamwoord
-
bäuerisch bijvoeglijk naamwoord
-
flegelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
unbescheiden bijvoeglijk naamwoord
-
dörflich bijvoeglijk naamwoord
-
tölpelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
grobschlächtig bijvoeglijk naamwoord
-
zutäppisch bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor campesino:
Verwante woorden van "campesino":
Synoniemen voor "campesino":
Wiktionary: campesino
campesino
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• campesino | → ländlich; Land- | ↔ country — of, from or pertaining to the countryside (adjective) |
• campesino | → arm; Bauer; Bäuerin; Bauernschaft; Bauerntum; Kleinbauer; Kleinbäuerin | ↔ peasant — member of the agriculture low class |
• campesino | → Landmann; Landfrau; Bauer; Bäuerin; Bauersfrau; Bauernjunge; Bauernbub; Bauernmädchen; Dorfbewohner; Dorfbewohnerin; Dörfler; Dörflerin | ↔ peasant — country person |
• campesino | → Bauer | ↔ boer — landbouwer |
• campesino | → Bauer | ↔ laboureur — désuet|fr ouvrier agricole spécialement employer pour le labourage. |
• campesino | → Bauer | ↔ paysan — Celui, celle qui vivre à la campagne et s’occuper des travaux de la terre. |