Home ->Woordenboeken ->Spaans/Duits ->Zoek: ticket

Spaanse en Duitse zoekresultaten voor: ticket

Overzicht
Spaans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. ticket:
  2. Wiktionary:
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Ticket:
  2. ticken:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor ticket (Spaans) in het Duits

ticket:

ticket [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el ticket (billete de entrada; billete; tarjeta de identidad; )
    die Eintrittskarte; die Karte; die Platzkarte
  2. el ticket (carnet; tarjeta; pase; )
    der Paß; der Ausweis
    • Paß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ausweis [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ticket:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ausweis billete; billete de entrada; carnet; carnet de identidad; cartulina; documentación; documento de identidad; legitimación; pasaje; pase; paso; tarjeta; tarjeta de identidad; ticket carnet de identidad; documento de identidad; legitimación; pasaporte; tarjeta de identidad
Eintrittskarte billete; billete de entrada; carnet; carnet de identidad; documento de identidad; legitimación; tarjeta de identidad; ticket
Karte billete; billete de entrada; carnet; carnet de identidad; documento de identidad; legitimación; tarjeta de identidad; ticket carta; carta de platos; lista de la comida; lista de platos; mapa; mapa territorial; menú; naipe; plano; tarjeta
Paß billete; billete de entrada; carnet; carnet de identidad; cartulina; documentación; documento de identidad; legitimación; pasaje; pase; paso; tarjeta; tarjeta de identidad; ticket pasaje de montaña; pasaporte; pase; paso; puerto de montaña; tarjeta de banco; tarjeta de garantía
Platzkarte billete; billete de entrada; carnet; carnet de identidad; documento de identidad; legitimación; tarjeta de identidad; ticket

Wiktionary: ticket

ticket
noun
  1. ein Dokument, das zur Nutzung öffentlicher Verkehrsmittel berechtigt



Duits

Uitgebreide vertaling voor ticket (Duits) in het Spaans

Ticket:

Ticket [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Ticket (Fahrkarte; Fahrschein)
    el billete de avión; el billete de tranvía; el billete de ferrocarril
  2. Ticket (Fahrkarte; Fahrschein)
    el billete de tranvía
  3. Ticket (Fahrkarte; Fahrschein)
    el billete de viaje; el billete de ferrocarril; el billete de tranvía

Vertaal Matrix voor Ticket:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
billete de avión Fahrkarte; Fahrschein; Ticket
billete de ferrocarril Fahrkarte; Fahrschein; Ticket
billete de tranvía Fahrkarte; Fahrschein; Ticket
billete de viaje Fahrkarte; Fahrschein; Ticket

Synoniemen voor "Ticket":


Wiktionary: Ticket

Ticket
noun
  1. Flugkarte, Fahrschein, Eintrittskarte und Ähnliches
Cross Translation:
FromToVia
• Ticket → entrada ↔ ticket — admission to entertainment
• Ticket → pasaje; billete ↔ ticket — pass for transportation
• Ticket → parte; multa ↔ ticket — traffic citation
• Ticket → cupón; billete; bilete; boleto ↔ ticket — billet donnant droit à un accès

ticken:

ticken werkwoord (ticke, tickst, tickt, tickte, ticktet, getickt)

  1. ticken (anstoßen; klopfen; pochen; )
    golpear; dar golpes; dar golpecitos en una puerta o ventana

Conjugations for ticken:

Präsens
  1. ticke
  2. tickst
  3. tickt
  4. ticken
  5. tickt
  6. ticken
Imperfekt
  1. tickte
  2. ticktest
  3. tickte
  4. tickten
  5. ticktet
  6. tickten
Perfekt
  1. habe getickt
  2. hast getickt
  3. hat getickt
  4. haben getickt
  5. habt getickt
  6. haben getickt
1. Konjunktiv [1]
  1. ticke
  2. tickest
  3. ticke
  4. ticken
  5. ticket
  6. ticken
2. Konjunktiv
  1. tickte
  2. ticktest
  3. tickte
  4. tickten
  5. ticktet
  6. tickten
Futur 1
  1. werde ticken
  2. wirst ticken
  3. wird ticken
  4. werden ticken
  5. werdet ticken
  6. werden ticken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ticken
  2. würdest ticken
  3. würde ticken
  4. würden ticken
  5. würdet ticken
  6. würden ticken
Diverses
  1. tick!
  2. tickt!
  3. ticken Sie!
  5. getickt
  6. tickend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ticken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
golpear Anklopfen; Beklopfen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dar golpecitos en una puerta o ventana abklopfen; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; berühren; klopfen; pochen; ticken; tippen
dar golpes abklopfen; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; berühren; klopfen; pochen; ticken; tippen Bäume fällen; abholzen; antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; einen Klaps geben; erregen; fällen; hacken; hauen; hämmern; kappen; rammen; rühren; schlagen; treffen; umhacken; umhauen; umschlagen
golpear abklopfen; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; berühren; klopfen; pochen; ticken; tippen antun; auspfählen; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; bimmeln; bumsen; dreschen; einen Klaps geben; einhämmern; einklopfen; einrammen; erregen; fundieren; gegenseitig schlagen; hacken; hart schlagen; hauen; hinken; hämmern; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; läuten; rammen; rasseln; rattern; rumpeln; rühren; rütteln; schellen; schlagen; treffen; verkloppen; zusammenschlagen

Wiktionary: ticken

ticken
verb
  1. (intransitiv) „Ticktack“ machen wie eine mechanische Uhr


Wiktionary: ticket

ticket
  1. Fahrkarte, Fahrschein







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0976 seconde
Page rendered in 1.0 seconds