Overzicht
Spaans naar Duits: Meer gegevens...
-
fingido:
- verpflichtet; gezwungen; unfreiwillig; zwangsmässig; ausgedacht; erdacht; heuchlerisch; unaufrichtig; nicht ehrlich; unaufrecht; aus den Fingern gesogen; fiktiv; erdichtet; geheuchelt; vorgeschützt; fingiert; falsch; tückisch; mies; hinterhältig; gemein; schäbig; heimtückisch; hinterlistig; schweinisch; niederträchtig; schofel; schuftig
- fingir:
-
Wiktionary:
- fingido → quasi
- fingir → schauspielern, fingieren
- fingir → heucheln, fingieren, vortäuschen, vormachen, vorgeben, vorspielen, verstellen, inszenieren, affektieren, sich zieren, sich den Anschein geben, spielen, gespreitzt tun, sich geziert benehmen, sich unnatürlich benehmen, angeben, den Vorwand brauchen, vorschützen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor fingido (Spaans) in het Duits
fingido:
-
fingido (involuntario; obligado; obligatorio; afectado; forzado; compulsivo; forzoso; antinatural; contranatural)
verpflichtet; gezwungen; unfreiwillig; zwangsmässig-
verpflichtet bijvoeglijk naamwoord
-
gezwungen bijvoeglijk naamwoord
-
unfreiwillig bijvoeglijk naamwoord
-
zwangsmässig bijvoeglijk naamwoord
-
-
fingido (imaginado; pensado; inventado; sacado de la manga)
-
fingido (insincero; falso; hipócrita)
heuchlerisch; unaufrichtig; nicht ehrlich; unaufrecht-
heuchlerisch bijvoeglijk naamwoord
-
unaufrichtig bijvoeglijk naamwoord
-
nicht ehrlich bijvoeglijk naamwoord
-
unaufrecht bijvoeglijk naamwoord
-
-
fingido (sacado de la manga; inventado; imaginado; ideado)
aus den Fingern gesogen-
aus den Fingern gesogen bijvoeglijk naamwoord
-
-
fingido (ficticio; inventado; simulado)
-
fingido
heuchlerisch; geheuchelt; vorgeschützt-
heuchlerisch bijvoeglijk naamwoord
-
geheuchelt bijvoeglijk naamwoord
-
vorgeschützt bijvoeglijk naamwoord
-
-
fingido (ficticio; inventado; imaginado)
-
fingido (falso; falsamente; vil; malo; mezquino; desdeñoso; vilmente; falsificado; fuera de tono)
falsch; tückisch; mies; hinterhältig; gemein; schäbig; heimtückisch; hinterlistig; schweinisch; fingiert; niederträchtig; schofel; schuftig-
falsch bijvoeglijk naamwoord
-
tückisch bijvoeglijk naamwoord
-
mies bijvoeglijk naamwoord
-
hinterhältig bijvoeglijk naamwoord
-
gemein bijvoeglijk naamwoord
-
schäbig bijvoeglijk naamwoord
-
heimtückisch bijvoeglijk naamwoord
-
hinterlistig bijvoeglijk naamwoord
-
schweinisch bijvoeglijk naamwoord
-
fingiert bijvoeglijk naamwoord
-
niederträchtig bijvoeglijk naamwoord
-
schofel bijvoeglijk naamwoord
-
schuftig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor fingido:
Synoniemen voor "fingido":
fingido vorm van fingir:
-
fingir (pretender; simular; pretextar)
behaupten; prätendieren-
prätendieren werkwoord (prätendiere, prätendierst, prätendiert, prätendierte, prätendiertet, prätendiert)
-
fingir (pretender)
simulieren; vortäuschen; sichverstellen; erfinden; vorgeben; spielen; vormachen; erdichten; heucheln; vortun-
sichverstellen werkwoord
-
fingir
tun als ob-
tun als ob werkwoord
-
-
fingir (pretender; simular; inventar)
-
fingir (hacer teatro)
-
fingir (desplazar hacia delante; pretextar; aparentar; hacer deslizar el parabrisas)
Conjugations for fingir:
presente
- finjo
- finges
- finge
- fingimos
- fingís
- fingen
imperfecto
- fingía
- fingías
- fingía
- fingíamos
- fingíais
- fingían
indefinido
- fingí
- fingiste
- fingió
- fingimos
- fingisteis
- fingieron
fut. de ind.
- fingiré
- fingirás
- fingirá
- fingiremos
- fingiréis
- fingirán
condic.
- fingiría
- fingirías
- fingiría
- fingiríamos
- fingiríais
- fingirían
pres. de subj.
- que finja
- que finjas
- que finja
- que finjamos
- que finjáis
- que finjan
imp. de subj.
- que fingiera
- que fingieras
- que fingiera
- que fingiéramos
- que fingierais
- que fingieran
miscelánea
- ¡finge!
- ¡fingid!
- ¡no finjas!
- ¡no finjáis!
- fingido
- fingiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
fingir
beschäftigt-
beschäftigt bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor fingir:
Synoniemen voor "fingir":
Wiktionary: fingir
fingir
Cross Translation:
verb
-
etwas vorspielen, vortäuschen, vorgaukeln, sich verstellen
-
etwas aus einem bestimmten Grund vortäuschen, etwas wissentlich fälschen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fingir | → fingieren; vortäuschen | ↔ affect — to make a false display of |
• fingir | → fingieren; vortäuschen | ↔ fake — To make a false display of |
• fingir | → fingieren; vormachen; vortäuschen; vorgeben | ↔ feign — to make a false copy |
• fingir | → vormachen; fingieren; vorspielen | ↔ front — assume false or disingenuous appearances |
• fingir | → vorgeben | ↔ pretend — to allege falsely |
• fingir | → verstellen | ↔ sham — to cheat or deceive |
• fingir | → inszenieren | ↔ stage — to demonstrate in a deceptive manner |
• fingir | → vorgeben; heucheln | ↔ veinzen — zich onecht voordoen |
• fingir | → heucheln | ↔ huichelen — veinzen, doen alsof |
• fingir | → fingieren; affektieren; sich zieren; vortäuschen; vorgeben; sich den Anschein geben; spielen; gespreitzt tun; sich geziert benehmen; sich unnatürlich benehmen | ↔ feindre — présenter une chose comme réelle en lui donner une fausse apparence. |
• fingir | → angeben; den Vorwand brauchen; vorgeben; vorschützen | ↔ prétexter — Prendre pour prétexte. |