Overzicht
Spaans naar Duits: Meer gegevens...
-
pequeño:
- Kleine
- gering; einfach; winzig; niederträchtig; gemein; kleinlich; mies; banal; gängig; gehässig; verrucht; landläufig; schuftig; falsch; dürftig; fühllos; alltäglich; heimtückisch; schamlos; hinterhältig; hinterlistig; schmählich; klein; äußerst klein; niedrig; tief; schofel; schwach; schäbig; trivial; schändlich; dünn; mager; schmächtig; gebrechlich; nichtig; hager; karg; kärglich; kränklich; kleinkariert; engstirnig; kleinmütig; genau; knapp; eng; gewerblich; beschränkt; geizig; bürgerlich; borniert; knickrig; kleinbürgerlich
- pequeña:
- Wiktionary:
Spaans
Uitgebreide vertaling voor pequeña (Spaans) in het Duits
pequeño:
-
el pequeño (pequeña; pequeñita; niño; niña; niñita; niñito; pequeñuelo; pequeñuela; pequeñito)
-
pequeño (andrajoso; bajo; malo; inferior; menos; común; grosero; indigno; bajamente; realmente; sencillo; general; guarro; mezquino; limitado; sencillamente; soez; corriente; grave; normalmente; habitual; acostumbrado; vil; simplemente; verdaderamente; ordinario; canalla; francamente; ruin; usual; infame; criminal; indecente; comúnmente; obsceno; harapiento; módico; como siempre; sin más; ignominioso; habituado a; deshonroso; vilmente; oxidante; así como así; innoble; a sotavento)
gering; einfach; winzig; niederträchtig; gemein; kleinlich; mies; banal; gängig; gehässig; verrucht; landläufig; schuftig; falsch; dürftig; fühllos; alltäglich; heimtückisch; schamlos; hinterhältig; hinterlistig; schmählich-
gering bijvoeglijk naamwoord
-
einfach bijvoeglijk naamwoord
-
winzig bijvoeglijk naamwoord
-
niederträchtig bijvoeglijk naamwoord
-
gemein bijvoeglijk naamwoord
-
kleinlich bijvoeglijk naamwoord
-
mies bijvoeglijk naamwoord
-
banal bijvoeglijk naamwoord
-
gängig bijvoeglijk naamwoord
-
gehässig bijvoeglijk naamwoord
-
verrucht bijvoeglijk naamwoord
-
landläufig bijvoeglijk naamwoord
-
schuftig bijvoeglijk naamwoord
-
falsch bijvoeglijk naamwoord
-
dürftig bijvoeglijk naamwoord
-
fühllos bijvoeglijk naamwoord
-
alltäglich bijvoeglijk naamwoord
-
heimtückisch bijvoeglijk naamwoord
-
schamlos bijvoeglijk naamwoord
-
hinterhältig bijvoeglijk naamwoord
-
hinterlistig bijvoeglijk naamwoord
-
schmählich bijvoeglijk naamwoord
-
-
pequeño (minúsculo; pequeña; diminuto; mínimo; pequeñísimo; muy pequeño; menudo)
-
pequeño (bajo; inferior)
niedrig; tief; gering; niederträchtig; schofel; mies; schwach; dürftig; schäbig; banal; falsch; fühllos; trivial; schuftig; schändlich-
niedrig bijvoeglijk naamwoord
-
tief bijvoeglijk naamwoord
-
gering bijvoeglijk naamwoord
-
niederträchtig bijvoeglijk naamwoord
-
schofel bijvoeglijk naamwoord
-
mies bijvoeglijk naamwoord
-
schwach bijvoeglijk naamwoord
-
dürftig bijvoeglijk naamwoord
-
schäbig bijvoeglijk naamwoord
-
banal bijvoeglijk naamwoord
-
falsch bijvoeglijk naamwoord
-
fühllos bijvoeglijk naamwoord
-
trivial bijvoeglijk naamwoord
-
schuftig bijvoeglijk naamwoord
-
schändlich bijvoeglijk naamwoord
-
-
pequeño (delgaducho; flaco; pequeña; menudo; pobre; suelto; frágil; magro; escaso; tacaño; mediocre; minúsculo; poco resistente; fino; flojo; reducido; nulo; parco; enjuto; exiguo; ralo; insignificante; escuálido; mísero; frugal; enrarecido; poco espeso; sin fuerza)
dünn; mager; schmächtig; gebrechlich; nichtig; dürftig; hager; karg; kärglich; kränklich-
dünn bijvoeglijk naamwoord
-
mager bijvoeglijk naamwoord
-
schmächtig bijvoeglijk naamwoord
-
gebrechlich bijvoeglijk naamwoord
-
nichtig bijvoeglijk naamwoord
-
dürftig bijvoeglijk naamwoord
-
hager bijvoeglijk naamwoord
-
karg bijvoeglijk naamwoord
-
kärglich bijvoeglijk naamwoord
-
kränklich bijvoeglijk naamwoord
-
-
pequeño (apogado; pequeña; corto; apretado; mezquino; escatimado; estrecho de miras; estrecho; angosto; limitado; eficiente; innoble)
kleinkariert; engstirnig; kleinmütig; genau; knapp; eng; klein; gering; gewerblich; beschränkt; geizig; bürgerlich; kleinlich; borniert; knickrig; kleinbürgerlich-
kleinkariert bijvoeglijk naamwoord
-
engstirnig bijvoeglijk naamwoord
-
kleinmütig bijvoeglijk naamwoord
-
genau bijvoeglijk naamwoord
-
knapp bijvoeglijk naamwoord
-
eng bijvoeglijk naamwoord
-
klein bijvoeglijk naamwoord
-
gering bijvoeglijk naamwoord
-
gewerblich bijvoeglijk naamwoord
-
beschränkt bijvoeglijk naamwoord
-
geizig bijvoeglijk naamwoord
-
bürgerlich bijvoeglijk naamwoord
-
kleinlich bijvoeglijk naamwoord
-
borniert bijvoeglijk naamwoord
-
knickrig bijvoeglijk naamwoord
-
kleinbürgerlich bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor pequeño:
Verwante woorden van "pequeño":
Synoniemen voor "pequeño":
Wiktionary: pequeño
pequeño
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pequeño | → klein; lützel; lütt; wenig | ↔ little — small in size |
• pequeño | → klein | ↔ little — very young |
• pequeño | → klein; gering; unbedeutend | ↔ petty — Little, trifling, or inconsiderable, as a petty fault |
• pequeño | → klein; gering | ↔ small — not large |
• pequeño | → klein; jung | ↔ small — young |
• pequeño | → winzig; klein | ↔ wee — small, little |
• pequeño | → klein | ↔ klein — van geringe grootte |
• pequeño | → klein | ↔ petit — De taille réduite. |
• pequeño | → klein; jung | ↔ petit — Jeune. |
pequeña:
-
la pequeña (pequeño; pequeñita; niño; niña; niñita; niñito; pequeñuelo; pequeñuela; pequeñito)
-
pequeña (delgaducho; flaco; menudo; pobre; suelto; frágil; magro; escaso; tacaño; pequeño; mediocre; minúsculo; poco resistente; fino; flojo; reducido; nulo; parco; enjuto; exiguo; ralo; insignificante; escuálido; mísero; frugal; enrarecido; poco espeso; sin fuerza)
dünn; mager; schmächtig; gebrechlich; nichtig; dürftig; hager; karg; kärglich; kränklich-
dünn bijvoeglijk naamwoord
-
mager bijvoeglijk naamwoord
-
schmächtig bijvoeglijk naamwoord
-
gebrechlich bijvoeglijk naamwoord
-
nichtig bijvoeglijk naamwoord
-
dürftig bijvoeglijk naamwoord
-
hager bijvoeglijk naamwoord
-
karg bijvoeglijk naamwoord
-
kärglich bijvoeglijk naamwoord
-
kränklich bijvoeglijk naamwoord
-
-
pequeña (minúsculo; pequeño; diminuto; mínimo; pequeñísimo; muy pequeño; menudo)
-
pequeña (apogado; corto; apretado; mezquino; pequeño; escatimado; estrecho de miras; estrecho; angosto; limitado; eficiente; innoble)
kleinkariert; engstirnig; kleinmütig; genau; knapp; eng; klein; gering; gewerblich; beschränkt; geizig; bürgerlich; kleinlich; borniert; knickrig; kleinbürgerlich-
kleinkariert bijvoeglijk naamwoord
-
engstirnig bijvoeglijk naamwoord
-
kleinmütig bijvoeglijk naamwoord
-
genau bijvoeglijk naamwoord
-
knapp bijvoeglijk naamwoord
-
eng bijvoeglijk naamwoord
-
klein bijvoeglijk naamwoord
-
gering bijvoeglijk naamwoord
-
gewerblich bijvoeglijk naamwoord
-
beschränkt bijvoeglijk naamwoord
-
geizig bijvoeglijk naamwoord
-
bürgerlich bijvoeglijk naamwoord
-
kleinlich bijvoeglijk naamwoord
-
borniert bijvoeglijk naamwoord
-
knickrig bijvoeglijk naamwoord
-
kleinbürgerlich bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor pequeña:
Verwante woorden van "pequeña":
Synoniemen voor "pequeña":
Computer vertaling door derden: