Overzicht
Spaans naar Duits: Meer gegevens...
-
insignificante:
- bescheiden; niedrig; unbedeutend; anspruchslos; zu vernachlässigen; gering; minimal; geringfügig; klein; dünn; mager; schmächtig; gebrechlich; nichtig; dürftig; hager; karg; kärglich; kränklich; spärlich; miserabel; empfindlich; knapp; schwach; winzig; sparsam; kläglich; eng; fein; schlecht; hohl; öde; hinfällig; schlapp; hilflos; schlaff; schäbig; handlich; unscheinbar; ungültig; zerbrechlich; schütter; flau; vergänglich; gedrungen; grundlos; schadhaft; schwächlich; sehrklein; nicht vollwertig
-
Wiktionary:
- insignificante → belanglos, bedeutungslos, unbedeutend, unerheblich
- insignificante → unbedeutend, bedeutungslos, vernachlässigbar, belanglos, klein, gering, geringfügig, leicht, unscheinbar
Spaans
Uitgebreide vertaling voor insignificante (Spaans) in het Duits
insignificante:
-
insignificante (modesto; minúsculo; sin importancia)
bescheiden; niedrig; unbedeutend; anspruchslos-
bescheiden bijvoeglijk naamwoord
-
niedrig bijvoeglijk naamwoord
-
unbedeutend bijvoeglijk naamwoord
-
anspruchslos bijvoeglijk naamwoord
-
-
insignificante
zu vernachlässigen-
zu vernachlässigen bijvoeglijk naamwoord
-
-
insignificante (mínimo; muy pequeño; diminuto; nimio; minúsculo; anodino; ínfimo)
gering; minimal; geringfügig; klein-
gering bijvoeglijk naamwoord
-
minimal bijvoeglijk naamwoord
-
geringfügig bijvoeglijk naamwoord
-
klein bijvoeglijk naamwoord
-
-
insignificante (delgaducho; flaco; pequeña; menudo; pobre; suelto; frágil; magro; escaso; tacaño; pequeño; mediocre; minúsculo; poco resistente; fino; flojo; reducido; nulo; parco; enjuto; exiguo; ralo; escuálido; mísero; frugal; enrarecido; poco espeso; sin fuerza)
dünn; mager; schmächtig; gebrechlich; nichtig; dürftig; hager; karg; kärglich; kränklich-
dünn bijvoeglijk naamwoord
-
mager bijvoeglijk naamwoord
-
schmächtig bijvoeglijk naamwoord
-
gebrechlich bijvoeglijk naamwoord
-
nichtig bijvoeglijk naamwoord
-
dürftig bijvoeglijk naamwoord
-
hager bijvoeglijk naamwoord
-
karg bijvoeglijk naamwoord
-
kärglich bijvoeglijk naamwoord
-
kränklich bijvoeglijk naamwoord
-
-
insignificante (pobre; mezquino; deplorable; abominable; magro)
spärlich; schmächtig; miserabel; empfindlich; knapp; klein; schwach; winzig; geringfügig; sparsam; mager; hager; kläglich; eng; fein; schlecht; gering; hohl; dünn; öde; karg; dürftig; hinfällig; schlapp; hilflos; schlaff; schäbig; handlich; unscheinbar; ungültig; zerbrechlich; schütter; flau; nichtig; vergänglich; gedrungen; grundlos; kärglich; schadhaft; gebrechlich; schwächlich; kränklich; sehrklein-
spärlich bijvoeglijk naamwoord
-
schmächtig bijvoeglijk naamwoord
-
miserabel bijvoeglijk naamwoord
-
empfindlich bijvoeglijk naamwoord
-
knapp bijvoeglijk naamwoord
-
klein bijvoeglijk naamwoord
-
schwach bijvoeglijk naamwoord
-
winzig bijvoeglijk naamwoord
-
geringfügig bijvoeglijk naamwoord
-
sparsam bijvoeglijk naamwoord
-
mager bijvoeglijk naamwoord
-
hager bijvoeglijk naamwoord
-
kläglich bijvoeglijk naamwoord
-
eng bijvoeglijk naamwoord
-
fein bijvoeglijk naamwoord
-
schlecht bijvoeglijk naamwoord
-
gering bijvoeglijk naamwoord
-
hohl bijvoeglijk naamwoord
-
dünn bijvoeglijk naamwoord
-
öde bijvoeglijk naamwoord
-
karg bijvoeglijk naamwoord
-
dürftig bijvoeglijk naamwoord
-
hinfällig bijvoeglijk naamwoord
-
schlapp bijvoeglijk naamwoord
-
hilflos bijvoeglijk naamwoord
-
schlaff bijvoeglijk naamwoord
-
schäbig bijvoeglijk naamwoord
-
handlich bijvoeglijk naamwoord
-
unscheinbar bijvoeglijk naamwoord
-
ungültig bijvoeglijk naamwoord
-
zerbrechlich bijvoeglijk naamwoord
-
schütter bijvoeglijk naamwoord
-
flau bijvoeglijk naamwoord
-
nichtig bijvoeglijk naamwoord
-
vergänglich bijvoeglijk naamwoord
-
gedrungen bijvoeglijk naamwoord
-
grundlos bijvoeglijk naamwoord
-
kärglich bijvoeglijk naamwoord
-
schadhaft bijvoeglijk naamwoord
-
gebrechlich bijvoeglijk naamwoord
-
schwächlich bijvoeglijk naamwoord
-
kränklich bijvoeglijk naamwoord
-
sehrklein bijvoeglijk naamwoord
-
-
insignificante (minusválido; persona incapacitada; sencillo; deficiente; desgraciado; insuficiente; desdichado; incapacitado; minusvalido; pueril; desprovisto; incompleto; inválido; desheredado; simplón; no finalizado; simplote)
nicht vollwertig-
nicht vollwertig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor insignificante:
Verwante woorden van "insignificante":
Synoniemen voor "insignificante":
Wiktionary: insignificante
insignificante
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• insignificante | → unbedeutend; bedeutungslos | ↔ insignificant — not significant; not important |
• insignificante | → vernachlässigbar | ↔ negligible — able to be ignored or excluded |
• insignificante | → belanglos | ↔ nugatory — trivial, trifling |
• insignificante | → klein; gering; unbedeutend | ↔ petty — Little, trifling, or inconsiderable, as a petty fault |
• insignificante | → geringfügig; leicht | ↔ slight — insignificant |
• insignificante | → unscheinbar | ↔ nietig — verwaarloosbaar klein |
• insignificante | → vernachlässigbar | ↔ négligeable — Qui peut être négligé (1): |