Overzicht
Spaans naar Duits: Meer gegevens...
-
educado:
- höflich; anständig; gebildet; wohlerzogen; zivilisiert; wohlanständig; ordentlich; angemessen; sittsam; ehrenwert; artig; galant; schicklich; tugendhaft; ehrbar; achtenswert; kooperativ; wohlwollend; entgegenkommend; freundlich; sympathisch; korrekt; zuvorkommend; liebenswürdig; auf korrekte manire; herzlich; zugetan; gütlich
- educar:
-
Wiktionary:
- educado → informiert, aufgeklärt, höflich
- educar → erziehen
- educar → unterrichten, unterweisen, lehren, aufziehen, bilden, erziehen, züchten, ausbilden, ziehen, kultivieren, anbauen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor educado (Spaans) in het Duits
educado:
-
educado (bien educado; civilizado; decente; correcto; culto)
höflich; anständig; gebildet; wohlerzogen; zivilisiert; wohlanständig-
höflich bijvoeglijk naamwoord
-
anständig bijvoeglijk naamwoord
-
gebildet bijvoeglijk naamwoord
-
wohlerzogen bijvoeglijk naamwoord
-
zivilisiert bijvoeglijk naamwoord
-
wohlanständig bijvoeglijk naamwoord
-
-
educado (decente; limpio; ordenado; correcto; honrado; presentable; regular; digno; honesto; impecable; razonable; metódico; pulcro; respetable; regulado; en orden; sistemático; decentemente; impecablemente; bien educado; pulcramente; bien arreglado; bien ordenado)
ordentlich; anständig; angemessen-
ordentlich bijvoeglijk naamwoord
-
anständig bijvoeglijk naamwoord
-
angemessen bijvoeglijk naamwoord
-
-
educado (decente; honesto; honrado; correcto; digno; correctamente; virtuoso; respetable; bien educado)
höflich; sittsam; angemessen; ordentlich; anständig; ehrenwert; artig; wohlerzogen; galant; schicklich; tugendhaft; ehrbar; achtenswert; wohlanständig-
höflich bijvoeglijk naamwoord
-
sittsam bijvoeglijk naamwoord
-
angemessen bijvoeglijk naamwoord
-
ordentlich bijvoeglijk naamwoord
-
anständig bijvoeglijk naamwoord
-
ehrenwert bijvoeglijk naamwoord
-
artig bijvoeglijk naamwoord
-
wohlerzogen bijvoeglijk naamwoord
-
galant bijvoeglijk naamwoord
-
schicklich bijvoeglijk naamwoord
-
tugendhaft bijvoeglijk naamwoord
-
ehrbar bijvoeglijk naamwoord
-
achtenswert bijvoeglijk naamwoord
-
wohlanständig bijvoeglijk naamwoord
-
-
educado (amable; amigable)
kooperativ; wohlwollend; entgegenkommend; höflich; freundlich; sympathisch; korrekt; zuvorkommend; liebenswürdig-
kooperativ bijvoeglijk naamwoord
-
wohlwollend bijvoeglijk naamwoord
-
entgegenkommend bijvoeglijk naamwoord
-
höflich bijvoeglijk naamwoord
-
freundlich bijvoeglijk naamwoord
-
sympathisch bijvoeglijk naamwoord
-
korrekt bijvoeglijk naamwoord
-
zuvorkommend bijvoeglijk naamwoord
-
liebenswürdig bijvoeglijk naamwoord
-
-
educado (agradable; amable; bien dispuesto; simpático; indulgente; complaciente; benévolo; cortés; amigable)
freundlich; wohlwollend; sympathisch; entgegenkommend; auf korrekte manire; herzlich; höflich; korrekt; zuvorkommend; liebenswürdig; zugetan; gütlich-
freundlich bijvoeglijk naamwoord
-
wohlwollend bijvoeglijk naamwoord
-
sympathisch bijvoeglijk naamwoord
-
entgegenkommend bijvoeglijk naamwoord
-
auf korrekte manire bijvoeglijk naamwoord
-
herzlich bijvoeglijk naamwoord
-
höflich bijvoeglijk naamwoord
-
korrekt bijvoeglijk naamwoord
-
zuvorkommend bijvoeglijk naamwoord
-
liebenswürdig bijvoeglijk naamwoord
-
zugetan bijvoeglijk naamwoord
-
gütlich bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor educado:
Verwante woorden van "educado":
Synoniemen voor "educado":
Wiktionary: educado
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• educado | → informiert; aufgeklärt | ↔ enlightened — educated or informed |
• educado | → höflich | ↔ polite — well-mannered |
educar:
-
educar (enseñar; formar; reanimar)
-
educar (criar)
-
educar (dar clases; enseñar; impartir enseñanza; instruir; impartir docencia)
unterweisen; unterrichten; dozieren-
unterrichten werkwoord (unterrichte, unterrichtest, unterrichtet, unterrichtete, unterrichtetet, unterrichtet)
-
educar (dar clases; instruir)
unterrichten; beibringen; lernen; unterweisen; erziehen; belehren; dozieren; lehren; erlernen; einüben; instruieren; anlernen; einstudieren; einpauken-
unterrichten werkwoord (unterrichte, unterrichtest, unterrichtet, unterrichtete, unterrichtetet, unterrichtet)
-
einstudieren werkwoord (studiere ein, studierst ein, studiert ein, studierte ein, studiertet ein, einstudiert)
-
-
educar (enseñar; capacitarse para; instruir; formar; prepararse para)
-
educar (desarrollar; revelar; elaborar; desplegar; explotar; evolucionar; cultivar; roturar; seguir desarrollando)
entwickeln; ausbilden; bilden; entfalten; heranbilden; formen-
heranbilden werkwoord (bilde heran, bildst heran, bildet heran, bildete heran, bildetet heran, herangebildet)
-
educar (enseñar; instruir; dar clases)
unterrichten; einweisen; anweisen; einpauken; erlernen; erziehen; beibringen; einüben; lehren; proben; einprägen; unterweisen; einstudieren; lernen; belehren; instruieren; anlernen; dozieren-
unterrichten werkwoord (unterrichte, unterrichtest, unterrichtet, unterrichtete, unterrichtetet, unterrichtet)
-
einstudieren werkwoord (studiere ein, studierst ein, studiert ein, studierte ein, studiertet ein, einstudiert)
-
Conjugations for educar:
presente
- educo
- educas
- educa
- educamos
- educáis
- educan
imperfecto
- educaba
- educabas
- educaba
- educábamos
- educabais
- educaban
indefinido
- eduqué
- educaste
- educó
- educamos
- educasteis
- educaron
fut. de ind.
- educaré
- educarás
- educará
- educaremos
- educaréis
- educarán
condic.
- educaría
- educarías
- educaría
- educaríamos
- educaríais
- educarían
pres. de subj.
- que eduque
- que eduques
- que eduque
- que eduquemos
- que eduquéis
- que eduquen
imp. de subj.
- que educara
- que educaras
- que educara
- que educáramos
- que educarais
- que educaran
miscelánea
- ¡educa!
- ¡educad!
- ¡no eduques!
- ¡no eduquéis!
- educado
- educando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor educar:
Synoniemen voor "educar":
Wiktionary: educar
educar
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• educar | → unterrichten; unterweisen; lehren | ↔ onderwijzen — scholing verzorgen voor iemand |
• educar | → aufziehen | ↔ grootbrengen — het ouderschap over opgroeiende kinderen uitoefenen |
• educar | → aufziehen; bilden; erziehen; züchten; ausbilden; ziehen; kultivieren; anbauen | ↔ éduquer — Former par l’éducation, instruire. |