Overzicht
Spaans naar Duits: Meer gegevens...
- válido:
- validar:
- valer:
-
Wiktionary:
- válido → gültig
- válido → gültig, rechtsgültig, valid
- validar → validieren
- validar → bekräftigen
- valer → gelten, beziffern
- valer → reichen, kosten, wert sein, aufwiegen, gelten
Spaans
Uitgebreide vertaling voor válido (Spaans) in het Duits
valido:
Synoniemen voor "valido":
válido:
-
válido (legal; legítimo; aceptable; justificado; legitimario)
gültig; geltend; rechtskräftig; rechtsgültig; gesetzlich; rechtsgültig sein-
gültig bijvoeglijk naamwoord
-
geltend bijvoeglijk naamwoord
-
rechtskräftig bijvoeglijk naamwoord
-
rechtsgültig bijvoeglijk naamwoord
-
gesetzlich bijvoeglijk naamwoord
-
rechtsgültig sein bijvoeglijk naamwoord
-
-
válido (fundado; legítimo; justo)
gültig; geltend; wohlbegründet; begründet; rechtskräftig; gesetzmäßig; rechtsgültig sein; berechtigt; stichhaltig; gerecht; gesetzlich; zustehend; rechtmäßig-
gültig bijvoeglijk naamwoord
-
geltend bijvoeglijk naamwoord
-
wohlbegründet bijvoeglijk naamwoord
-
begründet bijvoeglijk naamwoord
-
rechtskräftig bijvoeglijk naamwoord
-
gesetzmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
rechtsgültig sein bijvoeglijk naamwoord
-
berechtigt bijvoeglijk naamwoord
-
stichhaltig bijvoeglijk naamwoord
-
gerecht bijvoeglijk naamwoord
-
gesetzlich bijvoeglijk naamwoord
-
zustehend bijvoeglijk naamwoord
-
rechtmäßig bijvoeglijk naamwoord
-
-
válido (legítimo; plausible; fundado; convincente)
stichhaltig; begründet; plausibel; berechtigt-
stichhaltig bijvoeglijk naamwoord
-
begründet bijvoeglijk naamwoord
-
plausibel bijvoeglijk naamwoord
-
berechtigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
válido (bien fundado; legítimo; sano; vigente; fundado; justificado; valedero; legitimario; apto para el trabajo)
auf stichhaltiger Basis beruhend; stichhaltig-
auf stichhaltiger Basis beruhend bijvoeglijk naamwoord
-
stichhaltig bijvoeglijk naamwoord
-
-
válido
-
válido
Vertaal Matrix voor válido:
Verwante woorden van "válido":
Synoniemen voor "válido":
Wiktionary: válido
validar:
-
validar (dar validez)
-
validar
Conjugations for validar:
presente
- valido
- validas
- valida
- validamos
- validáis
- validan
imperfecto
- validaba
- validabas
- validaba
- validábamos
- validabais
- validaban
indefinido
- validé
- validaste
- validó
- validamos
- validasteis
- validaron
fut. de ind.
- validaré
- validarás
- validará
- validaremos
- validaréis
- validarán
condic.
- validaría
- validarías
- validaría
- validaríamos
- validaríais
- validarían
pres. de subj.
- que valide
- que valides
- que valide
- que validemos
- que validéis
- que validen
imp. de subj.
- que validara
- que validaras
- que validara
- que validáramos
- que validarais
- que validaran
miscelánea
- ¡valida!
- ¡validad!
- ¡no valides!
- ¡no validéis!
- validado
- validando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor validar:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gelten | dar validez; validar | ser vigente; ser válido |
überprüfen | validar | analizar; aquilatar; averiguar; buscar; calcular; catar; cheqear; chequear; comprobar; controlar; corregir; ensayar; examinar; explorar; explorar a fondo; hacer una prueba escrita; inspeccionar; investigar; mirar; mirar hacia atrás; pasar revista a; probar; reexaminar; reformar; repasar; rever; revisar; someter a prueba; someter a un nuevo examen; testar; verificar; volver a examinar; volver la cabeza; volver la mirada; volver la vista; volver la vista atrás |
Synoniemen voor "validar":
Wiktionary: validar
validar
Cross Translation:
verb
-
(transitiv) etwas auf Gültigkeit prüfen, die Richtigkeit einer Methode beispielhaft testen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• validar | → bekräftigen | ↔ bekrachtigen — kracht van wet geven |
válido vorm van valer:
Conjugations for valer:
presente
- valgo
- vales
- vale
- valemos
- valéis
- valen
imperfecto
- valía
- valías
- valía
- valíamos
- valíais
- valían
indefinido
- valí
- valiste
- valió
- valimos
- valisteis
- valieron
fut. de ind.
- valdré
- valdrás
- valdrá
- valdremos
- valdréis
- valdrán
condic.
- valdría
- valdrías
- valdría
- valdríamos
- valdríais
- valdrían
pres. de subj.
- que valga
- que valgas
- que valga
- que valgamos
- que valgáis
- que valgan
imp. de subj.
- que valiera
- que valieras
- que valiera
- que valiéramos
- que valierais
- que valieran
miscelánea
- ¡vale!
- ¡valed!
- ¡no valgas
- ¡no valgáis!
- valido
- valiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor valer:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Wert sein | valer | |
nutzen | ser útil; servir; valer | consumir; sacar provecho de |
nützen | ser útil; servir; valer |