Overzicht
Spaans naar Duits: Meer gegevens...
-
libre:
- frei; zügellos; ungebunden; unbesetzt; in Freiheit; leer; ledig; offen; verfügbar; vorhanden; zur Verfügung stehend; unbegrenzt; unlimitiert; unbeschränkt; endlos; uneingeschränkt; unendlich; grenzenlos; unbestimmt; fakultativ; wahlfrei; unverbindlich; informell; zur Verfügung; auf Lager; vorrätig; ungehindert; unbehelligt
- librar:
-
Wiktionary:
- libre → quitt, los, frei, abkömmlich
- libre → frei, klar, ungebunden, unbesetzt, Taxi, Taxe, unabhängig, offen, geläufig
- librar → bewahren
- librar → freisetzen, befreien, erlösen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor libre (Spaans) in het Duits
libre:
-
libre (desenfrenado; libertino; sin compromiso)
frei; zügellos; ungebunden-
frei bijvoeglijk naamwoord
-
zügellos bijvoeglijk naamwoord
-
ungebunden bijvoeglijk naamwoord
-
-
libre (en libertad)
frei; unbesetzt; in Freiheit-
frei bijvoeglijk naamwoord
-
unbesetzt bijvoeglijk naamwoord
-
in Freiheit bijvoeglijk naamwoord
-
-
libre (vacío; desocupado)
-
libre (disponible; vacante)
verfügbar; vorhanden; zur Verfügung stehend; frei-
verfügbar bijvoeglijk naamwoord
-
vorhanden bijvoeglijk naamwoord
-
zur Verfügung stehend bijvoeglijk naamwoord
-
frei bijvoeglijk naamwoord
-
-
libre (sin limitaciones; sin trabas; sin límites; sin restricciones; sin obstáculos)
unbegrenzt; unlimitiert; unbeschränkt; endlos; uneingeschränkt; unendlich; grenzenlos-
unbegrenzt bijvoeglijk naamwoord
-
unlimitiert bijvoeglijk naamwoord
-
unbeschränkt bijvoeglijk naamwoord
-
endlos bijvoeglijk naamwoord
-
uneingeschränkt bijvoeglijk naamwoord
-
unendlich bijvoeglijk naamwoord
-
grenzenlos bijvoeglijk naamwoord
-
-
libre (sin confines; indefinido; vago; indeterminado; poco claro; sin restricciones; infinito; sin limites; sin trabas; sin límites; sin limitaciones; confuso; impreciso; inconmensurable; incalculable; sin obstáculos)
unbestimmt-
unbestimmt bijvoeglijk naamwoord
-
-
libre (facultativo; no obligatorio; sin compromiso)
fakultativ; wahlfrei; unverbindlich; informell-
fakultativ bijvoeglijk naamwoord
-
wahlfrei bijvoeglijk naamwoord
-
unverbindlich bijvoeglijk naamwoord
-
informell bijvoeglijk naamwoord
-
-
libre (disponible; en existencia; presente)
verfügbar; vorhanden; zur Verfügung; auf Lager; vorrätig-
verfügbar bijvoeglijk naamwoord
-
vorhanden bijvoeglijk naamwoord
-
zur Verfügung bijvoeglijk naamwoord
-
auf Lager bijvoeglijk naamwoord
-
vorrätig bijvoeglijk naamwoord
-
-
libre (sin obstáculos; franco; sin trabas; sin estorbos; con toda libertad)
-
libre (ilimitado; sin límites; sin limitaciones; sin restricciones; infinito; absoluto; inconmensurable; sin confines; sin limites; sin trabas; sin obstáculos; con toda libertad)
unlimitiert; unbegrenzt; unbeschränkt; uneingeschränkt; grenzenlos-
unlimitiert bijvoeglijk naamwoord
-
unbegrenzt bijvoeglijk naamwoord
-
unbeschränkt bijvoeglijk naamwoord
-
uneingeschränkt bijvoeglijk naamwoord
-
grenzenlos bijvoeglijk naamwoord
-
-
libre
Vertaal Matrix voor libre:
Verwante woorden van "libre":
Synoniemen voor "libre":
Wiktionary: libre
libre
Cross Translation:
adjective
-
nicht mehr in Schuld gegenüber jemandem
-
los sein im Sinne von: befreit, frei von etwas sein
-
ungehindert
-
unabhängig, nicht gefangen, nicht versklaven
-
nicht zwingend benötigt; verzichtbar, unnotwendig, verfügbar, disponibel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• libre | → frei; klar | ↔ clear — free of obstacles |
• libre | → frei; ungebunden | ↔ free — not imprisoned |
• libre | → ungebunden; frei | ↔ free — unconstrained |
• libre | → frei | ↔ free — unobstructed |
• libre | → frei; unbesetzt | ↔ free — not in use |
• libre | → ungebunden; frei | ↔ free — without obligations |
• libre | → frei | ↔ free — software: with very few limitations on distribution or improvement |
• libre | → Taxi; Taxe | ↔ taxi — vehicle |
• libre | → frei | ↔ vrij — ongebonden, niet in beweging beperkt |
• libre | → frei; unabhängig | ↔ libre — non soumis à une ou plusieurs contraintes externes, en parlant de personnes |
• libre | → frei; offen; geläufig | ↔ libre — Qui a le pouvoir de faire ce qu’il vouloir, d’agir ou de ne pas agir. |
• libre | → Taxi | ↔ taxi — Véhicule automobile |
librar:
-
librar (eximir de; descargar; desahogar; absolver; dispensar de; exonerar de)
entlassen; freistellen; entheben; entbinden; erlassen; suspendieren; freisprechen; jemanden von einer Verpflichtung entbinden-
freistellen werkwoord (stelle frei, stellst frei, stellt frei, stellte frei, stelltet frei, freigestellt)
-
suspendieren werkwoord (suspendiere, suspendierst, suspendiert, suspendierte, suspendiertet, suspensiert)
-
freisprechen werkwoord (spreche frei, sprichst frei, spricht frei, sprach frei, spracht frei, freigesprochen)
-
librar (liberar; libertar)
-
librar
Conjugations for librar:
presente
- libro
- libras
- libra
- libramos
- libráis
- libran
imperfecto
- libraba
- librabas
- libraba
- librábamos
- librabais
- libraban
indefinido
- libré
- libraste
- libró
- libramos
- librasteis
- libraron
fut. de ind.
- libraré
- librarás
- librará
- libraremos
- libraréis
- librarán
condic.
- libraría
- librarías
- libraría
- libraríamos
- libraríais
- librarían
pres. de subj.
- que libre
- que libres
- que libre
- que libremos
- que libréis
- que libren
imp. de subj.
- que librara
- que libraras
- que librara
- que libráramos
- que librarais
- que libraran
miscelánea
- ¡libra!
- ¡librad!
- ¡no libres!
- ¡no libréis!
- librado
- librando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes