Home ->Woordenboeken ->Spaans/Duits ->Zoek: cuezo

Spaanse en Duitse zoekresultaten voor: cuezo

Overzicht

Spaans naar Duits: Meer gegevens...

cuezo:
- Kalktrog; Mörteltonne
cocer:
- garen; garkochen; kochen; einbacken; auskochen
Wiktionary:
- cuezo → Mulde, Trog
- cocer → kochen, garen, backen, brennen
- cocer → verarbeiten

Spaans

Uitgebreide vertaling voor cuezo (Spaans) in het Duits

cuezo:

cuezo [el ~] zelfstandig naamwoord

el cuezo
der Kalktrog; die Mörteltonne
- Kalktrog [der ~] zelfstandig naamwoord
- Mörteltonne [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor cuezo:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Kalktrog	cuezo
Mörteltonne	cuezo

Wiktionary: cuezo

Cross Translation:

From	To	Via
• cuezo	→ Mulde; Trog	↔ auge — Traductions à trier suivant le sens

cuezo vorm van cocer:

cocer werkwoord

cocer
garen; garkochen; kochen
- garen werkwoord
- garkochen werkwoord
- kochen werkwoord (koche, kochst, kocht, kochte, kochtet, gekocht)
cocer
einbacken
- einbacken werkwoord (backe ein, backst ein, backt ein, backte ein, backtet ein, eingebackt)
cocer (extraer hirviendo; hervir)
auskochen
- auskochen werkwoord (koche aus, kochst aus, kocht aus, kochte aus, kochtet aus, ausgekocht)

Conjugations for cocer:

presente

cuezo
cueces
cuece
cocemos
cocéis
cuecen

imperfecto

cocía
cocías
cocía
cocíamos
cocíais
cocían

indefinido

cocí
cociste
coció
cocimos
cocisteis
cocieron

fut. de ind.

coceré
cocerás
cocerá
coceremos
coceréis
cocerán

condic.

cocería
cocerías
cocería
coceríamos
coceríais
cocerían

pres. de subj.

que cueza
que cuezas
que cueza
que cozamos
que cozáis
que cuezan

imp. de subj.

que cociera
que cocieras
que cociera
que cociéramos
que cocierais
que cocieran

miscelánea

¡cuece!
¡coced!
¡no cuezas!
¡no cozáis!
cocido
cociendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor cocer:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
auskochen	cocer; extraer hirviendo; hervir
einbacken	cocer
garen	cocer
garkochen	cocer
kochen	cocer	aderezar; apercibir; aprestar; arreglar; bullir; estar hirviendo de rabia; estar malísimo; hacer hervir; hacer la comida; hervir; preparar; preparar la comida; prepararse

Synoniemen voor "cocer":

bullir; hervir; borbollar
burbujear; borbotar; gorgotear

Wiktionary: cocer

cocer

Lebensmittel unter Einwirkung von Hitze zu einer Mahlzeit zubereiten
- kochen → cocer; cocinar
transitiv: Lebensmittel erhitzen, um sie bekömmlich zu machen, etwas gar werden lassen
- garen → cocer
im Ofen erhitzen
- backen → hornear; cocer; hacer

verb

(transitiv) (Körper) etwas verdauen, das zumeist den Körper belasten
- verarbeiten → digerir; cocer

Cross Translation:

From	To	Via
• cocer	→ garen; kochen	↔ cook — become ready for eating
• cocer	→ brennen	↔ fire — to heat pottery, etc.
• cocer	→ kochen	↔ koken — vloeistof verwarmen totdat er zich in de hele vloeistof bellen vormen die naar boven stijgen en openspringen
• cocer	→ kochen	↔ cuire — préparer les aliments par le moyen du feu, de la chaleur, pour les rendre propres à être manger. devenir propre à être mangé ou propre à tel ou tel usage par le moyen du feu, de la chaleur.

Computer vertaling door derden: