Overzicht
Spaans naar Duits: Meer gegevens...
-
gritar:
- rufen; kreischen; schreien; lautauf schreien; plärren; brüllen; kläffen; johlen; herausschreien; weinen; heulen; skandieren; rasen; bellen; schallen; toben; singen; hausen; jagen; wettern; sausen; poltern; dröhnen; zischen; fegen; donnern; grassieren; tosen; wüten; jubeln; keifen; jauchzen; zurufen; ausschimpfen; aufschreien
- Wiktionary:
Spaans
Uitgebreide vertaling voor gritar (Spaans) in het Duits
gritar:
-
gritar (chillar; aullar; berrear; dar gritos; dar voces; dar alaridos)
rufen; kreischen; schreien; lautauf schreien-
lautauf schreien werkwoord (schreie lautauf, schreist lautauf, schreit lautauf, schrie lautauf, schriet lautauf, lautauf geschrieen)
-
gritar (chillar; dar gritos; vociferar; aullar; vocear; berrear; dar voces)
-
gritar (balar; dar gritos; dar voces; gritar a voces)
schreien; brüllen; kläffen; johlen; herausschreien-
herausschreien werkwoord (schreie heraus, schreist heraus, schreit heraus, schrie heraus, schriet heraus, herausgeschrieen)
-
gritar (llorar; bramar; chirriar; berrear; guiñar; chillar; rugir; aullar; ulular; gemir; vociferar; gañir; dar alaridos; dar guiñadas)
-
gritar (rugir; chillar; balar; bramar; vociferar; vocear; dar voces; dar alaridos; dar gritos; pegar voces)
-
gritar (ladrar; chillar; hacer estragos; vocear; dar voces; dar gritos; gritar a voces; pegar voces)
rasen; schreien; bellen; schallen; brüllen; toben; heulen; singen; hausen; jagen; wettern; sausen; poltern; dröhnen; zischen; fegen; donnern; kläffen; grassieren; tosen; wüten; johlen; skandieren; herausschreien-
herausschreien werkwoord (schreie heraus, schreist heraus, schreit heraus, schrie heraus, schriet heraus, herausgeschrieen)
-
gritar (aullar; llorar; chillar; dar alaridos; rugir; bramar; vociferar; ulilar)
schreien; brüllen; toben; heulen; jubeln; johlen; keifen; jauchzen; herausschreien; lautauf schreien-
herausschreien werkwoord (schreie heraus, schreist heraus, schreit heraus, schrie heraus, schriet heraus, herausgeschrieen)
-
lautauf schreien werkwoord (schreie lautauf, schreist lautauf, schreit lautauf, schrie lautauf, schriet lautauf, lautauf geschrieen)
-
gritar (llamar a)
-
gritar (aullar; chillar; bramar)
johlen; ausschimpfen; schreien; toben; jubeln; brüllen; jauchzen; herausschreien; lautauf schreien-
ausschimpfen werkwoord (schimpfe aus, schimpfst aus, schimpft aus, schimpfte aus, schimpftet aus, ausgeschimpft)
-
herausschreien werkwoord (schreie heraus, schreist heraus, schreit heraus, schrie heraus, schriet heraus, herausgeschrieen)
-
lautauf schreien werkwoord (schreie lautauf, schreist lautauf, schreit lautauf, schrie lautauf, schriet lautauf, lautauf geschrieen)
-
gritar (chillar)
aufschreien; brüllen; kreischen; herausschreien-
aufschreien werkwoord
-
herausschreien werkwoord (schreie heraus, schreist heraus, schreit heraus, schrie heraus, schriet heraus, herausgeschrieen)
-
Conjugations for gritar:
presente
- grito
- gritas
- grita
- gritamos
- gritáis
- gritan
imperfecto
- gritaba
- gritabas
- gritaba
- gritábamos
- gritabais
- gritaban
indefinido
- grité
- gritaste
- gritó
- gritamos
- gritasteis
- gritaron
fut. de ind.
- gritaré
- gritarás
- gritará
- gritaremos
- gritaréis
- gritarán
condic.
- gritaría
- gritarías
- gritaría
- gritaríamos
- gritaríais
- gritarían
pres. de subj.
- que grite
- que grites
- que grite
- que gritemos
- que gritéis
- que griten
imp. de subj.
- que gritara
- que gritaras
- que gritara
- que gritáramos
- que gritarais
- que gritaran
miscelánea
- ¡grita!
- ¡gritad!
- ¡no grites!
- ¡no gritéis!
- gritado
- gritando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor gritar:
Synoniemen voor "gritar":
Wiktionary: gritar
gritar
Cross Translation:
verb
-
einen plötzlichen, lauten Ruf ausstoßen (zum Beispiel Schmerzschrei)
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gritar | → zujubeln | ↔ acclaim — to shout |
• gritar | → rufen | ↔ call — to cry or shout |
• gritar | → schreien | ↔ scream — to make the sound of a scream |
• gritar | → schreien | ↔ shout — to utter a sudden and loud outcry |
• gritar | → schreien | ↔ yell — shout (verb) |
• gritar | → rufen | ↔ roepen — met verheffing van stem de aandacht van iemand trachten te verkrijgen |
• gritar | → kreischen | ↔ krijsen — luidkeels schreeuwend een hoog geluid voortbrengen |
• gritar | → schreien; blöken; brüllen; quaken; wiehern; iahen; gackern | ↔ crier — jeter un ou plusieurs cris. |
• gritar | → heulen; blöken; brüllen; quaken; wiehern; schreien; iahen; gackern | ↔ hurler — Traductions à trier suivant le sens |
Computer vertaling door derden: