Overzicht
Spaans naar Duits: Meer gegevens...
-
diestro:
- rechts; auf der rechten Seite; recht; rechtshändig; kundig; fähig; fachmännisch; geschickt; klug; sachverständig; schlau; scharfsinnig; gescheit; geübt; geistreich; tüchtig; gewandt; geschult; handlich; aufgeweckt; gekonnt; behende; ausgelernt; scharfsichtig; schlagfertig; pfiffig; spitzfindig; gewichst; flott; ausgekocht; gerissen; dreist; glatt; clever; verschmitzt; durchtrieben; ausgeschlafen; helle; flink; schneidig; geschliffen; aufpoliert; glattgeschliffen; treffend; tauglich; raffiniert; erfahren; bewandert; nützlich; brauchbar; geeignet; gebräuchlich; verwendbar; einsetzbar; anwendbar
- Wiktionary:
Spaans
Uitgebreide vertaling voor diestro (Spaans) in het Duits
diestro:
-
diestro (a la derecha; derecha)
rechts; auf der rechten Seite; recht-
rechts bijvoeglijk naamwoord
-
auf der rechten Seite bijvoeglijk naamwoord
-
recht bijvoeglijk naamwoord
-
-
diestro
rechtshändig-
rechtshändig bijvoeglijk naamwoord
-
-
diestro (ingenioso; perito; apuesto; hábil; listo; inventivo; ducho; inteligente; habilidoso)
kundig; fähig; fachmännisch; geschickt; klug; sachverständig; schlau; scharfsinnig; gescheit; geübt; geistreich; tüchtig; gewandt; geschult; handlich; aufgeweckt; gekonnt; behende; ausgelernt; scharfsichtig-
kundig bijvoeglijk naamwoord
-
fähig bijvoeglijk naamwoord
-
fachmännisch bijvoeglijk naamwoord
-
geschickt bijvoeglijk naamwoord
-
klug bijvoeglijk naamwoord
-
sachverständig bijvoeglijk naamwoord
-
schlau bijvoeglijk naamwoord
-
scharfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
gescheit bijvoeglijk naamwoord
-
geübt bijvoeglijk naamwoord
-
geistreich bijvoeglijk naamwoord
-
tüchtig bijvoeglijk naamwoord
-
gewandt bijvoeglijk naamwoord
-
geschult bijvoeglijk naamwoord
-
handlich bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
-
gekonnt bijvoeglijk naamwoord
-
behende bijvoeglijk naamwoord
-
ausgelernt bijvoeglijk naamwoord
-
scharfsichtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
diestro (pronto a la réplica; inteligente; listo; avispado; vivo; oportuno; aprovechado; ladino; zorro; ingenioso; despierto; afilado; agudo; astuto; vivaracho)
schlagfertig; pfiffig; spitzfindig; gewichst; scharfsinnig; schlau; geschickt; flott; aufgeweckt; ausgekocht; gescheit; gerissen; dreist; behende; klug; glatt; gewandt; clever; verschmitzt; durchtrieben; ausgeschlafen; helle; geübt; flink; schneidig-
schlagfertig bijvoeglijk naamwoord
-
pfiffig bijvoeglijk naamwoord
-
spitzfindig bijvoeglijk naamwoord
-
gewichst bijvoeglijk naamwoord
-
scharfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
schlau bijvoeglijk naamwoord
-
geschickt bijvoeglijk naamwoord
-
flott bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
-
ausgekocht bijvoeglijk naamwoord
-
gescheit bijvoeglijk naamwoord
-
gerissen bijvoeglijk naamwoord
-
dreist bijvoeglijk naamwoord
-
behende bijvoeglijk naamwoord
-
klug bijvoeglijk naamwoord
-
glatt bijvoeglijk naamwoord
-
gewandt bijvoeglijk naamwoord
-
clever bijvoeglijk naamwoord
-
verschmitzt bijvoeglijk naamwoord
-
durchtrieben bijvoeglijk naamwoord
-
ausgeschlafen bijvoeglijk naamwoord
-
helle bijvoeglijk naamwoord
-
geübt bijvoeglijk naamwoord
-
flink bijvoeglijk naamwoord
-
schneidig bijvoeglijk naamwoord
-
-
diestro (pulido; listo; tallado; afilado; mañoso; ladino; deslizante; taimado; habilidoso; redomado; alisado; allanado; acicalado)
geschliffen; aufpoliert; glattgeschliffen-
geschliffen bijvoeglijk naamwoord
-
aufpoliert bijvoeglijk naamwoord
-
glattgeschliffen bijvoeglijk naamwoord
-
-
diestro (manejable; práctico; cómodo; de fácil manejo)
-
diestro (experto; mañoso; capaz; listo; descansado; talentoso; aprovechado; despierto; agudo; atractivo; sofisticado; cortante; afilado; ingenioso; espabilado; experimentado; habilidoso; buen mozo)
handlich; geschickt; klug; treffend; tüchtig; pfiffig; spitzfindig; gewandt; tauglich; geübt; raffiniert; scharfsinnig; schlau-
handlich bijvoeglijk naamwoord
-
geschickt bijvoeglijk naamwoord
-
klug bijvoeglijk naamwoord
-
treffend bijvoeglijk naamwoord
-
tüchtig bijvoeglijk naamwoord
-
pfiffig bijvoeglijk naamwoord
-
spitzfindig bijvoeglijk naamwoord
-
gewandt bijvoeglijk naamwoord
-
tauglich bijvoeglijk naamwoord
-
geübt bijvoeglijk naamwoord
-
raffiniert bijvoeglijk naamwoord
-
scharfsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
schlau bijvoeglijk naamwoord
-
-
diestro (hábil; capaz; talentoso; listo; apto; competente; experto; versado; habilidoso; perito; ducho; entrenado; mañoso; certero; experimentado; sabiondo)
geübt; erfahren; kundig; geschult; fachmännisch; bewandert; tüchtig; sachverständig-
geübt bijvoeglijk naamwoord
-
erfahren bijvoeglijk naamwoord
-
kundig bijvoeglijk naamwoord
-
geschult bijvoeglijk naamwoord
-
fachmännisch bijvoeglijk naamwoord
-
bewandert bijvoeglijk naamwoord
-
tüchtig bijvoeglijk naamwoord
-
sachverständig bijvoeglijk naamwoord
-
-
diestro (utilizable; útil; valioso; servible; hábil; viable; factible; aprovechado; ducho; mañoso; manejable; inestimable; meritorio; inapreciable; aprovechable; habilidoso; digno de mérito; de fácil manejo)
nützlich; brauchbar; geeignet; geschickt; gebräuchlich; tauglich; verwendbar; einsetzbar; anwendbar-
nützlich bijvoeglijk naamwoord
-
brauchbar bijvoeglijk naamwoord
-
geeignet bijvoeglijk naamwoord
-
geschickt bijvoeglijk naamwoord
-
gebräuchlich bijvoeglijk naamwoord
-
tauglich bijvoeglijk naamwoord
-
verwendbar bijvoeglijk naamwoord
-
einsetzbar bijvoeglijk naamwoord
-
anwendbar bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor diestro:
Verwante woorden van "diestro":
Synoniemen voor "diestro":
Wiktionary: diestro
diestro
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• diestro | → tüchtig; fähig | ↔ able — skillful |
• diestro | → geschickt; gewandt | ↔ adroit — dextrous |
• diestro | → Matador; Torero; Stierkämpfer | ↔ bullfighter — a toreador or matador |
• diestro | → geschickt | ↔ deft — skillful |
• diestro | → geschickt; behänd | ↔ dexterous — skillful with one's hands |
• diestro | → geschickt; gewandt | ↔ dexterous — skillful in some specific thing |
• diestro | → flexibel; agile; flink | ↔ dexterous — agile; flexible |
• diestro | → rechtshändig | ↔ right-handed — Of one who uses their right hand in preference to, or more skillfully than their left. |
• diestro | → geschickt; gewandt; schlau; gescheit | ↔ adroit — Qui a de l’adresse. (Sens général). |
• diestro | → anstellig; behende; fix; geschickt; geübt; gewandt | ↔ habile — adroit ; qui fait ce qu’il entreprendre avec souplesse. |
Duits