Overzicht


Engels

Uitgebreide vertaling voor wife (Engels) in het Zweeds

wife:

wife [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the wife (spouse; mistress; husband; partner; life companion)
    – a married woman; a man's partner in marriage 1
    make eller maka; fru; livspartner; man
  2. the wife (spouse; husband; life companion)
    – a married woman; a man's partner in marriage 1
    livskamrat; äkta hälft; fru; maka; make; man
    • livskamrat zelfstandig naamwoord
    • äkta hälft zelfstandig naamwoord
    • fru [-en] zelfstandig naamwoord
    • maka [-en] zelfstandig naamwoord
    • make [-en] zelfstandig naamwoord
    • man [-ett] zelfstandig naamwoord
  3. the wife (woman; female)
    – a married woman; a man's partner in marriage 1
    kvinna; fru
    • kvinna [-en] zelfstandig naamwoord
    • fru [-en] zelfstandig naamwoord
  4. the wife (consort; husband)
    – a married woman; a man's partner in marriage 1
    äktapar; man; fru
    • äktapar zelfstandig naamwoord
    • man [-ett] zelfstandig naamwoord
    • fru [-en] zelfstandig naamwoord
  5. the wife (life companion; spouse)
    – a married woman; a man's partner in marriage 1
    livsledsagare; livskamrat

wife

  1. wife

Vertaal Matrix voor wife:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fru consort; female; husband; life companion; mistress; partner; spouse; wife; woman mistress
kvinna female; wife; woman woman
livskamrat husband; life companion; spouse; wife consort; life companion; life partner; spouse
livsledsagare life companion; spouse; wife consort; life companion; life partner; spouse
livspartner husband; life companion; mistress; partner; spouse; wife
maka husband; life companion; spouse; wife better half; consort
make husband; life companion; spouse; wife better half; companion; consort; husband; life companion; male; man; partner; spouse
make eller maka husband; life companion; mistress; partner; spouse; wife
man consort; husband; life companion; mistress; partner; spouse; wife bloke; chap; cove; fellow; gent; husband; male; man; mane; mister; type
äkta hälft husband; life companion; spouse; wife
äktapar consort; husband; wife
- married woman
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
hustru wife

Verwante woorden van "wife":

  • wives, wifely

Synoniemen voor "wife":


Antoniemen van "wife":


Verwante definities voor "wife":

  1. a married woman; a man's partner in marriage1

Wiktionary: wife

wife
noun
  1. married woman

Cross Translation:
FromToVia
wife hustru; fru vrouw — de vrouwelijke partner in een huwelijk
wife hustru; fru; äkta maka Ehefrau — verheiratete Frau in Beziehung zu ihrem Mann
wife maka; hustru; fru Frauverheiraten Frau, Ehefrau
wife fru; maka; hustru Gattin — verheiratete Frau in Beziehung zu ihrem Mann
wife kvinna femme — Être humain adulte de sexe féminin

Verwante vertalingen van wife