Wage in het Zweeds vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

wage:
- lön; inkomst; betalning; avlöning
Wiktionary:
- wage → lön
- wage → betalning, lön, utmynna, sluta, föra, leda, öppna sig, suppurera, hyra, arvode, avlöning, sold, vecka

Engels

Uitgebreide vertaling voor wage (Engels) in het Zweeds

the wage (salary; payment; allowance; fee; wages; compensation; income; pay)
lön; inkomst; betalning; avlöning
- lön [-en] zelfstandig naamwoord
- inkomst [-en] zelfstandig naamwoord
- betalning [-en] zelfstandig naamwoord
- avlöning [-en] zelfstandig naamwoord
the wage (salary; pay)
lön; avlöning
- lön [-en] zelfstandig naamwoord
- avlöning [-en] zelfstandig naamwoord
the wage (salary; income; pay)
lön; inkomst; betalning
- lön [-en] zelfstandig naamwoord
- inkomst [-en] zelfstandig naamwoord
- betalning [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
avlöning	allowance; compensation; fee; income; pay; payment; salary; wage; wages
betalning	allowance; compensation; fee; income; pay; payment; salary; wage; wages	account; compensation; fee; pay; pay-off; paying off; paying up; payload; payment; payment in full; salary; settlement; settlement of an account; wages
inkomst	allowance; compensation; fee; income; pay; payment; salary; wage; wages	fruits of labour; income; merits; receivings; salary; wages
lön	allowance; compensation; fee; income; pay; payment; salary; wage; wages	compensation; fee; income; pay; pay-off; payment; remuneration; requital; retaliation; retribution; salary
-	earnings; pay; remuneration; salary
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	engage

something that remunerates¹
- wages were paid by check¹
carry on (wars, battles, or campaigns)¹
- Napoleon and Hitler waged war against all of Europe¹

wage

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• wage	→ betalning	↔ Bezahlung — Dinge von Wert (meist Geld), die man für eine Leistung bekommt
• wage	→ lön	↔ Lohn — Vergütung für eine geleistete Arbeit der Arbeiter
• wage	→ utmynna; sluta; föra; leda; öppna sig; suppurera	↔ aboutir — toucher par un bout.
• wage	→ föra	↔ conduire — mener, guider, diriger vers un lieu déterminé.
• wage	→ hyra	↔ loyer — prix de la location d’une maison ou d’un appartement.
• wage	→ arvode; avlöning; lön; sold	↔ salaire — rémunération pour un travail.
• wage	→ vecka	↔ semaine — séquence constituée des sept jours : lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi et dimanche.