Overzicht
Engels naar Zweeds: Meer gegevens...
- straighten:
-
straight:
- snörrät; genuin; uppriktig; omedelbart; omedelbar; rakt på sak; öppen; rakt; rak; ärligt; öppet; frankt; pur; oförfalskad; rent; purt; oförfalskat; direkt; klart; uppriktigt; klar; tydligt; frimodig; frimodigt; rättfram; öppenhjärtigt; frispråkigt; på pricken; bara; precis; ärlig; frank; rättframt; frispråkig
- gata
- raksträcka; rätt
-
Wiktionary:
- straighten → rikta, rätta
- straight → rak
- straight → rakt fram
- straight → raksträcka, raka, stege
- straight → rak höger, rak vänster, raka, raksträcka, rak, rät, lojal
Engels
Uitgebreide vertaling voor straighten (Engels) in het Zweeds
straighten:
-
to straighten
-
to straighten
Conjugations for straighten:
present
- straighten
- straighten
- straightens
- straighten
- straighten
- straighten
simple past
- straightened
- straightened
- straightened
- straightened
- straightened
- straightened
present perfect
- have straightened
- have straightened
- has straightened
- have straightened
- have straightened
- have straightened
past continuous
- was straightening
- were straightening
- was straightening
- were straightening
- were straightening
- were straightening
future
- shall straighten
- will straighten
- will straighten
- shall straighten
- will straighten
- will straighten
continuous present
- am straightening
- are straightening
- is straightening
- are straightening
- are straightening
- are straightening
subjunctive
- be straightened
- be straightened
- be straightened
- be straightened
- be straightened
- be straightened
diverse
- straighten!
- let's straighten!
- straightened
- straightening
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
straighten (get straight; become straight)
Vertaal Matrix voor straighten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
raka | rake | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
raka | straighten | clip; gather; rake; shave; shear; trim |
rikta | straighten | aim; direct |
räta | straighten | |
räta ut | straighten | |
rätta till | straighten | adjust; make good; make up; put right; put up; raise; rectify; set right |
- | clean up; neaten; roll out; square away; straighten out; tidy; tidy up; unbend | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
rakna | become straight; get straight; straighten |
Verwante woorden van "straighten":
Synoniemen voor "straighten":
Antoniemen van "straighten":
Verwante definities voor "straighten":
Wiktionary: straighten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• straighten | → rikta; rätta | ↔ richten — etwa Krummes gerade machen, geradebiegen, in eine senkrechte Stellung bringen |
straighten vorm van straight:
-
straight (dead straight; perpendicular; bolt upright; erect)
-
straight (genuine; serious)
-
straight (directly; perpendicular)
-
straight (blunt; plain)
rakt på sak-
rakt på sak bijvoeglijk naamwoord
-
-
straight (frank; sincere; straightforward; honest; open; plain; fair)
-
straight (pure)
pur; oförfalskad; rent; purt; oförfalskat-
pur bijvoeglijk naamwoord
-
oförfalskad bijvoeglijk naamwoord
-
rent bijvoeglijk naamwoord
-
purt bijvoeglijk naamwoord
-
oförfalskat bijvoeglijk naamwoord
-
-
straight (direct)
-
straight (explicit; crude; straightforward; frank; outspoken; blunt; overt; openly; square; plain)
öppen; klart; uppriktigt; klar; tydligt; uppriktig; frimodig; frimodigt; rättfram; öppenhjärtigt-
öppen bijvoeglijk naamwoord
-
klart bijvoeglijk naamwoord
-
uppriktigt bijvoeglijk naamwoord
-
klar bijvoeglijk naamwoord
-
tydligt bijvoeglijk naamwoord
-
uppriktig bijvoeglijk naamwoord
-
frimodig bijvoeglijk naamwoord
-
frimodigt bijvoeglijk naamwoord
-
rättfram bijvoeglijk naamwoord
-
öppenhjärtigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
straight (outspoken; honest; frank; straightforward)
öppen; öppet; frimodig; frimodigt; frispråkigt-
öppen bijvoeglijk naamwoord
-
öppet bijvoeglijk naamwoord
-
frimodig bijvoeglijk naamwoord
-
frimodigt bijvoeglijk naamwoord
-
frispråkigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
straight (downright; absolute)
på pricken; oförfalskad; bara; precis-
på pricken bijvoeglijk naamwoord
-
oförfalskad bijvoeglijk naamwoord
-
bara bijvoeglijk naamwoord
-
precis bijvoeglijk naamwoord
-
-
straight (honest)
-
straight (direct; honest; frontal)
-
straight (straightforward; open; freely; frank)
-
straight (outspoken; frankly; forthright; outright; openly; frank; blunt; plain; plain-spoken; genially)
-
straight (stretch)
-
straight
Vertaal Matrix voor straight:
Verwante woorden van "straight":
Synoniemen voor "straight":
Antoniemen van "straight":
Verwante definities voor "straight":
Wiktionary: straight
straight
Cross Translation:
adjective
-
not crooked or bent
- straight → rak
-
direct, truthful, frank
- straight → rak
-
having all cylinders in a single row
- straight → rak
-
in a forward direction
- straight → rakt fram
-
part of a racecourse or running track that is not curved
- straight → raksträcka; raka
-
five cards in sequence
- straight → stege
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• straight | → rak höger; rak vänster | ↔ Gerade — fachsprachlich, Sport: Schlag beim Boxen |
• straight | → raka; raksträcka | ↔ Gerade — gerade Strecke, besonders bei Rennstrecken |
• straight | → rak | ↔ gerade — nicht gebogen oder gekrümmt |
• straight | → rak; rät | ↔ direct — Qui est droit, qui ne taire aucun détour. |
• straight | → rak; rät; lojal | ↔ droit — Qui est du côté opposé à celui de son cœur (en supposant que son cœur est du même côté que pour la majorité des être humain), ou encore du côté de celui de la main qui sert à écrire chez la majorité (dans le cas où on parle de soi, car on utilise cet adjectif en adoptant le point de vue de la |
Computer vertaling door derden: