Sprout in het Zweeds vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

sprout:
- skott; stickling; urklipp; blomning
- härstamma från; komma ifrån; komma ur frö; gro; skjuta i höjden
- grott; grodd
- brodd
Wiktionary:
- sprout → skott
- sprout → grodd, puffa, stöta, driva, fösa

Engels

Uitgebreide vertaling voor sprout (Engels) in het Zweeds

sprout:

sprout [the ~] zelfstandig naamwoord

the sprout (cutting; shoot)
skott; stickling
- skott [-ett] zelfstandig naamwoord
- stickling [-en] zelfstandig naamwoord
the sprout (cutting; sprig; shoot)
urklipp; stickling
- urklipp [-ett] zelfstandig naamwoord
- stickling [-en] zelfstandig naamwoord
the sprout (blossom; grow)
blomning
- blomning [-en] zelfstandig naamwoord

to sprout werkwoord (sprouts, sprouted, sprouting)

to sprout (decend from; originate from; derive from; spring from)
härstamma från; komma ifrån
- härstamma från werkwoord (härstammar från, härstammade från, härstammat från)
- komma ifrån werkwoord (kommer ifrån, kom ifrån, kommit ifrån)
to sprout (germinate; originate; bud; come up; spring)
komma ur frö
- komma ur frö werkwoord (kommer ur frö, komm ur frö, kommit ur frö)
to sprout
gro; skjuta i höjden
- gro werkwoord (gror, grodde, grott)
- skjuta i höjden werkwoord (skjuter i höjden, sköt i höjden, skjutit i höjden)

Conjugations for sprout:

present

sprout
sprout
sprouts
sprout
sprout
sprout

simple past

sprouted
sprouted
sprouted
sprouted
sprouted
sprouted

present perfect

have sprouted
have sprouted
has sprouted
have sprouted
have sprouted
have sprouted

past continuous

was sprouting
were sprouting
was sprouting
were sprouting
were sprouting
were sprouting

future

shall sprout
will sprout
will sprout
shall sprout
will sprout
will sprout

continuous present

am sprouting
are sprouting
is sprouting
are sprouting
are sprouting
are sprouting

subjunctive

be sprouted
be sprouted
be sprouted
be sprouted
be sprouted
be sprouted

diverse

sprout!
let's sprout!
sprouted
sprouting

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

sprout bijvoeglijk naamwoord

sprout (germinated)
grott; grodd
- grott bijvoeglijk naamwoord
- grodd bijvoeglijk naamwoord

sprout

sprout (shoot)
brodd
- brodd

Vertaal Matrix voor sprout:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blomning	blossom; grow; sprout
skott	cutting; shoot; sprout	bulkhead; chickweed; partition; shoot; sprouts
stickling	cutting; shoot; sprig; sprout
urklipp	cutting; shoot; sprig; sprout	clipping; clippings; cutting; cuttings; scraps; shoots; shreds; sliver; slivers; snips; sprigs
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gro	sprout	arise from; descend from; sprout from
härstamma från	decend from; derive from; originate from; spring from; sprout	arise from; evolve out of; originate from; stem from
komma ifrån	decend from; derive from; originate from; spring from; sprout	descend; get away from; wander from
komma ur frö	bud; come up; germinate; originate; spring; sprout
skjuta i höjden	sprout
-	bourgeon; burgeon forth; germinate; pullulate; shoot; spud; stock
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
brodd	shoot; sprout
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
grodd	germinated; sprout
grott	germinated; sprout

Verwante woorden van "sprout":

sprouting, sprouts

Synoniemen voor "sprout":

plant organ
greens; green; leafy vegetable
shoot; spud; germinate; pullulate; bourgeon; burgeon forth; grow
stock; develop; produce; get; acquire

Verwante definities voor "sprout":

a newly grown bud (especially from a germinating seed)¹
any new growth of a plant such as a new branch or a bud¹
put forth and grow sprouts or shoots¹
- the plant sprouted early this year¹
produce buds, branches, or germinate¹
- the potatoes sprouted¹

Wiktionary: sprout

sprout

noun

new growth on a plant
- sprout → skott

Cross Translation:

From	To	Via
• sprout	→ grodd	↔ Keim — das erste Entwicklungsstadium eines sich neu bildenden Lebens
• sprout	→ puffa; stöta; driva; fösa	↔ pousser — Faire pression contre quelqu’un ou contre quelque chose, pour le déplacer ou l’ôter de sa place.

Verwante vertalingen van sprout

sprout from

Remove Ads

Vertaal sprout van Engels naar Zweeds

Uitgebreide vertaling voor sprout (Engels) in het Zweeds

sprout:

sprout [the ~] zelfstandig naamwoord

the sprout (cutting; shoot)

the sprout (cutting; sprig; shoot)

the sprout (blossom; grow)

to sprout werkwoord (sprouts, sprouted, sprouting)

to sprout (decend from; originate from; derive from; spring from)

to sprout (germinate; originate; bud; come up; spring)

to sprout

Conjugations for sprout:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

sprout bijvoeglijk naamwoord

sprout (germinated)

sprout

sprout (shoot)

Vertaal Matrix voor sprout:

Verwante woorden van "sprout":

Synoniemen voor "sprout":

Verwante definities voor "sprout":

Wiktionary: sprout

Verwante vertalingen van sprout