Home ->Woordenboeken ->Engels/Zweeds ->Vertaal spraining

Vertaal spraining van Engels naar Zweeds

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

spraining:
- sträckning; vrickning; dislokation; luxation; ansträngning; påfrestning
sprain:
- stuka; vricka
- sträckning; stukning; vrickning
Wiktionary:
- sprain → förvrida, förvränga

Engels

Uitgebreide vertaling voor spraining (Engels) in het Zweeds

spraining:

spraining [the ~] zelfstandig naamwoord

the spraining (dislocation; straining)
sträckning; vrickning; dislokation; luxation
- sträckning [-en] zelfstandig naamwoord
- vrickning [-en] zelfstandig naamwoord
- dislokation [-en] zelfstandig naamwoord
- luxation zelfstandig naamwoord
the spraining (straining; twisting; wrenching)
ansträngning; påfrestning
- ansträngning [-en] zelfstandig naamwoord
- påfrestning [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spraining:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ansträngning	spraining; straining; twisting; wrenching	attempt; effort; efforts; exertion; exertions; pains; strain; try
dislokation	dislocation; spraining; straining
luxation	dislocation; spraining; straining
påfrestning	spraining; straining; twisting; wrenching
sträckning	dislocation; spraining; straining	dislocation; sprain; stretch; stretch gesture
vrickning	dislocation; spraining; straining	dislocation; sprain

Verwante woorden van "spraining":

sprain

spraining vorm van sprain:

to sprain werkwoord (sprains, sprained, spraining)

to sprain (wrench; wrest from)
stuka; vricka
- stuka werkwoord (stukar, stukade, stukat)
- vricka werkwoord (vrickar, vrickade, vrickat)

Conjugations for sprain:

present

sprain
sprain
sprains
sprain
sprain
sprain

simple past

sprained
sprained
sprained
sprained
sprained
sprained

present perfect

have sprained
have sprained
has sprained
have sprained
have sprained
have sprained

past continuous

was spraining
were spraining
was spraining
were spraining
were spraining
were spraining

future

shall sprain
will sprain
will sprain
shall sprain
will sprain
will sprain

continuous present

am spraining
are spraining
is spraining
are spraining
are spraining
are spraining

subjunctive

be sprained
be sprained
be sprained
be sprained
be sprained
be sprained

diverse

sprain!
let's sprain!
sprained
spraining

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

sprain [the ~] zelfstandig naamwoord

the sprain (dislocation)
sträckning; stukning; vrickning
- sträckning [-en] zelfstandig naamwoord
- stukning [-en] zelfstandig naamwoord
- vrickning [-en] zelfstandig naamwoord
the sprain
stukning; vrickning
- stukning [-en] zelfstandig naamwoord
- vrickning [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor sprain:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
sträckning	dislocation; sprain	dislocation; spraining; straining; stretch; stretch gesture
stukning	dislocation; sprain
vrickning	dislocation; sprain	dislocation; spraining; straining
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
stuka	sprain; wrench; wrest from
vricka	sprain; wrench; wrest from	dislocate; wrench
-	rick; turn; twist; wrench; wrick

Verwante woorden van "sprain":

spraining, sprained, sprains

Synoniemen voor "sprain":

wrench; twist; pull
twist; wrench; turn; wrick; rick; injure; wound

Verwante definities voor "sprain":

a painful injury to a joint caused by a sudden wrenching of its ligaments¹
twist suddenly so as to sprain¹
- the hikers sprained their ankles when they fell¹

Wiktionary: sprain

Cross Translation:

From	To	Via
• sprain	→ förvrida; förvränga	↔ tordre — Traductions à trier suivant le sens

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University