Home ->Woordenboeken ->Engels/Zweeds ->Vertaal sparkling

Vertaal sparkling van Engels naar Zweeds

Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. sparkling:
  2. sparkle:

Engels

Uitgebreide vertaling voor sparkling (Engels) in het Zweeds

sparkling:

sparkling [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the sparkling (sparkle; splendour; glittering; )
    glitter; glans; lyster
    • glitter [-ett] zelfstandig naamwoord
    • glans [-en] zelfstandig naamwoord
    • lyster [-en] zelfstandig naamwoord
  2. the sparkling (brilliance; glitter; radiance)
    glitter; glans
    • glitter [-ett] zelfstandig naamwoord
    • glans [-en] zelfstandig naamwoord
  3. the sparkling (sparkle; twinkling)
    glitter; flamma; gnista; blinkning
    • glitter [-ett] zelfstandig naamwoord
    • flamma [-en] zelfstandig naamwoord
    • gnista [-en] zelfstandig naamwoord
    • blinkning [-en] zelfstandig naamwoord

sparkling bijvoeglijk naamwoord

  1. sparkling (brilliant; beautiful; glistening; glittering)
    strålande; vacker
  2. sparkling (brilliant; shiny)
    sprudlande

sparkling

  1. sparkling (playing)
    spelande

Vertaal Matrix voor sparkling:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blinkning sparkle; sparkling; twinkling blink; wink
flamma sparkle; sparkling; twinkling flare
glans brilliance; glitter; glittering; luster; lustre; radiance; sparkle; sparkling; splendor; splendour cleaner; gleam; glory; glow; lucidity; luminosity; polish; radiate; shine; splendor; splendour
glitter brilliance; glitter; glittering; luster; lustre; radiance; sparkle; sparkling; splendor; splendour; twinkling glimmering; glittering
gnista sparkle; sparkling; twinkling flickers; rays; small traces; sparkle
lyster glittering; luster; lustre; sparkle; sparkling; splendor; splendour
sprudlande sparkling bubbling; ebullition; effervescence; fizzing; gleam; glint; shine; sparkle; tippling
- scintillation; twinkle
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flamma blaze; flame; sparkle; twinkle
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- effervescent
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
spelande playing; sparkling
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sprudlande brilliant; shiny; sparkling
strålande beautiful; brilliant; glistening; glittering; sparkling blazing; burning; flaming; glowing; radiant
vacker beautiful; brilliant; glistening; glittering; sparkling

Verwante woorden van "sparkling":


Synoniemen voor "sparkling":


Antoniemen van "sparkling":


Verwante definities voor "sparkling":

  1. used of wines and waters; charged naturally or artificially with carbon dioxide1
    • sparkling wines1
    • sparkling water1
  2. shining with brilliant points of light like stars1
    • sparkling snow1
    • sparkling eyes1
  3. a rapid change in brightness; a brief spark or flash1

sparkle:

to sparkle werkwoord (sparkles, sparkled, sparkling)

  1. to sparkle (shine; twinkle; flicker; )
    tindra; spraka; gnistra; spritta
    • tindra werkwoord (tindrar, tindrade, tindrat)
    • spraka werkwoord (sprakar, sprakade, sprakat)
    • gnistra werkwoord (gnistrar, gnistrade, gnistrat)
    • spritta werkwoord (spritter, spratt, spruttit)
  2. to sparkle (fizz; effervesce; bubble)
    bubbla; pärla
    • bubbla werkwoord (bubblar, bubblade, bubblat)
    • pärla werkwoord (pärlar, pärlade, pärlat)
  3. to sparkle (shine; glisten; glitter)
    gnistra; sprudla
    • gnistra werkwoord (gnistrar, gnistrade, gnistrat)
    • sprudla werkwoord (sprudlar, sprudlade, sprudlat)
  4. to sparkle (glisten; shine; glitter; shimmer; glimmer)
    glittra; glänsa; glimma; blänka
    • glittra werkwoord (glittrar, glittrade, glittrat)
    • glänsa werkwoord (glänser, glänste, glänst)
    • glimma werkwoord (glimmar, glimmade, glimmat)
    • blänka werkwoord (blänker, blänkte, blänkt)
  5. to sparkle (bead; pearl; bubble)
    pärla
    • pärla werkwoord (pärlar, pärlade, pärlat)
  6. to sparkle
    blänka
    • blänka werkwoord (blänker, blänkte, blänkt)
  7. to sparkle
    flamma; glittra; gnistra
    • flamma werkwoord (flammar, flammade, flammat)
    • glittra werkwoord (glittrar, glittrade, glittrat)
    • gnistra werkwoord (gnistrar, gnistrade, gnistrat)
  8. to sparkle (twinkle)
    blinka; flamma; spraka
    • blinka werkwoord (blinker, blinkte, blinkt)
    • flamma werkwoord (flammar, flammade, flammat)
    • spraka werkwoord (sprakar, sprakade, sprakat)

Conjugations for sparkle:

present
  1. sparkle
  2. sparkle
  3. sparkles
  4. sparkle
  5. sparkle
  6. sparkle
simple past
  1. sparkled
  2. sparkled
  3. sparkled
  4. sparkled
  5. sparkled
  6. sparkled
present perfect
  1. have sparkled
  2. have sparkled
  3. has sparkled
  4. have sparkled
  5. have sparkled
  6. have sparkled
past continuous
  1. was sparkling
  2. were sparkling
  3. was sparkling
  4. were sparkling
  5. were sparkling
  6. were sparkling
future
  1. shall sparkle
  2. will sparkle
  3. will sparkle
  4. shall sparkle
  5. will sparkle
  6. will sparkle
continuous present
  1. am sparkling
  2. are sparkling
  3. is sparkling
  4. are sparkling
  5. are sparkling
  6. are sparkling
subjunctive
  1. be sparkled
  2. be sparkled
  3. be sparkled
  4. be sparkled
  5. be sparkled
  6. be sparkled
diverse
  1. sparkle!
  2. let's sparkle!
  5. sparkled
  6. sparkling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

sparkle [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the sparkle
    flimmer; gnister
  2. the sparkle (sparkling; splendour; glittering; )
    glitter; glans; lyster
    • glitter [-ett] zelfstandig naamwoord
    • glans [-en] zelfstandig naamwoord
    • lyster [-en] zelfstandig naamwoord
  3. the sparkle (flickers; rays; small traces)
    gnista
    • gnista [-en] zelfstandig naamwoord
  4. the sparkle (flickering; shine; glint; )
    svimning; fläktning; fladdring
  5. the sparkle (gleam; glint; shine)
    gnistrande; sprudlande
  6. the sparkle (sparkling; twinkling)
    glitter; flamma; gnista; blinkning
    • glitter [-ett] zelfstandig naamwoord
    • flamma [-en] zelfstandig naamwoord
    • gnista [-en] zelfstandig naamwoord
    • blinkning [-en] zelfstandig naamwoord

sparkle

  1. sparkle (effervesce)
    moussera

Vertaal Matrix voor sparkle:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blinka tingling; twinkle; wink
blinkning sparkle; sparkling; twinkling blink; wink
fladdring flash; flicker; flickering; glint; glittering; light signal; shine; sparkle
flamma sparkle; sparkling; twinkling flare
flimmer sparkle
fläktning flash; flicker; flickering; glint; glittering; light signal; shine; sparkle
glans glittering; luster; lustre; sparkle; sparkling; splendor; splendour brilliance; cleaner; gleam; glitter; glory; glow; lucidity; luminosity; polish; radiance; radiate; shine; sparkling; splendor; splendour
glitter glittering; luster; lustre; sparkle; sparkling; splendor; splendour; twinkling brilliance; glimmering; glitter; glittering; radiance; sparkling
gnista flickers; rays; small traces; sparkle; sparkling; twinkling
gnister sparkle flicker; spark
gnistrande gleam; glint; shine; sparkle
lyster glittering; luster; lustre; sparkle; sparkling; splendor; splendour
pärla bead; coral; pearl
sprudlande gleam; glint; shine; sparkle bubbling; ebullition; effervescence; fizzing; sparkling; tippling
svimning flash; flicker; flickering; glint; glittering; light signal; shine; sparkle faint; fainting-fit; swoon
tindra tingling; twinkle
- coruscation; glisten; glister; glitter; light; scintillation; spark; twinkle
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blinka sparkle; twinkle blink; outshine; wink
blänka glimmer; glisten; glitter; shimmer; shine; sparkle dawn; glimmer; glitter
bubbla bubble; effervesce; fizz; sparkle bubble
flamma sparkle; twinkle blaze; flame
glimma glimmer; glisten; glitter; shimmer; shine; sparkle dawn; glimmer; glitter
glittra glimmer; glisten; glitter; shimmer; shine; sparkle glimmer; glitter
glänsa glimmer; glisten; glitter; shimmer; shine; sparkle shine; shine lightly; show off
gnistra beam; flare; flicker; give off light; glisten; glitter; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate
pärla bead; bubble; effervesce; fizz; pearl; sparkle
spraka beam; flare; flicker; give off light; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate crack; crackle; snap
spritta beam; flare; flicker; give off light; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate
sprudla glisten; glitter; shine; sparkle bubble
tindra beam; flare; flicker; give off light; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate
- coruscate; effervesce; fizz; foam; form bubbles; froth; scintillate; spark
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
bubbla balloon
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
moussera effervesce; sparkle
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pärla pearl
sprudlande brilliant; shiny; sparkling

Verwante woorden van "sparkle":


Synoniemen voor "sparkle":


Verwante definities voor "sparkle":

  1. the quality of shining with a bright reflected light1
  2. merriment expressed by a brightness or gleam or animation of countenance1
    • he had a sparkle in his eye1
  3. the occurrence of a small flash or spark1
  4. be lively or brilliant or exhibit virtuosity1
    • The musical performance sparkled1
  5. become bubbly or frothy or foaming1
  6. reflect brightly1
  7. emit or produce sparks1

Verwante vertalingen van sparkling







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0693 seconde
Page rendered in 1.0 seconds