Sore in het Zweeds vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

sore:
- inflammerat; ömt; irriterad; sårigt; öm; irriterat; stött; sårad; sårat; förtrutet
- sår; ont ställe; magsår; varigt sår
- sårnad
Wiktionary:
- sore → öm

Engels

Uitgebreide vertaling voor sore (Engels) in het Zweeds

sore (inflamed; angry)
inflammerat; ömt; irriterad; sårigt; öm; irriterat
- inflammerat bijvoeglijk naamwoord
- ömt bijvoeglijk naamwoord
- irriterad bijvoeglijk naamwoord
- sårigt bijvoeglijk naamwoord
- öm bijvoeglijk naamwoord
- irriterat bijvoeglijk naamwoord
sore (irritated; bad-tempered; pissed off; piqued; nettled)
stött; irriterat
- stött bijvoeglijk naamwoord
- irriterat bijvoeglijk naamwoord
sore (piqued; nettled)
sårad; stött; sårat; irriterat; förtrutet
- sårad bijvoeglijk naamwoord
- stött bijvoeglijk naamwoord
- sårat bijvoeglijk naamwoord
- irriterat bijvoeglijk naamwoord
- förtrutet bijvoeglijk naamwoord

the sore (aching; pain)
sår; ont ställe
- sår [-ett] zelfstandig naamwoord
- ont ställe zelfstandig naamwoord
the sore (ulcer)
magsår
- magsår [-ett] zelfstandig naamwoord
the sore (festering wound; boil)
varigt sår
- varigt sår zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
magsår	sore; ulcer	stomach ulcer
ont ställe	aching; pain; sore
stött		offended
sår	aching; pain; sore	cut; hurt; incision; injuries; injury; knife wound; wound; wounds
sårad		injured; offended
varigt sår	boil; festering wound; sore
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	afflictive; huffy; mad; painful; raw; sensitive; tender
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
sårnad	sore; ulceration
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
förtrutet	nettled; piqued; sore
inflammerat	angry; inflamed; sore
irriterad	angry; inflamed; sore	annoyed; bad-tempered; edgy; enraged; fierce; furious; gruff; grumpy; infuriated; irate; irritated; mad; moody; peevish; raging; stiff; sulky; sullen; surly; upset; vexed
irriterat	angry; bad-tempered; inflamed; irritated; nettled; piqued; pissed off; sore	annoyed; bothered; enraged; fierce; furious; infuriated; irate; irritated; mad; raging; upset
stött	bad-tempered; irritated; nettled; piqued; pissed off; sore	resentful
sårad	nettled; piqued; sore	hit; hurt; injured; winged; wounded
sårat	nettled; piqued; sore	hit; injured; winged; wounded
sårigt	angry; inflamed; sore
öm	angry; inflamed; sore	affectionate; grandmotherly; loving; warm
ömt	angry; inflamed; sore	affectionate; grandmotherly; loving; warm

sore

adjective