Shepherd in het Zweeds vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

shepherd:
- präst; herde; pastor; boskapsvaktare; själavårdare; själasörjare; fåraherde; skeppare; schäferhund
Wiktionary:
- shepherd → fåraherde
- shepherd → kyrkoherde, pastor, prost, präst

Engels

Uitgebreide vertaling voor shepherd (Engels) in het Zweeds

the shepherd (pastor)
präst; herde; pastor
- präst [-en] zelfstandig naamwoord
- herde [-en] zelfstandig naamwoord
- pastor [-en] zelfstandig naamwoord
the shepherd (herdsman)
boskapsvaktare
- boskapsvaktare zelfstandig naamwoord
the shepherd (spiritual caretaker; pastor)
själavårdare; präst; herde; själasörjare
- själavårdare [-en] zelfstandig naamwoord
- präst [-en] zelfstandig naamwoord
- herde [-en] zelfstandig naamwoord
- själasörjare [-en] zelfstandig naamwoord
the shepherd (spiritual caretaker; pastor)
själavårdare
- själavårdare [-en] zelfstandig naamwoord
the shepherd
herde; fåraherde
- herde [-en] zelfstandig naamwoord
- fåraherde [-en] zelfstandig naamwoord
the shepherd
herde
- herde [-en] zelfstandig naamwoord
the shepherd
skeppare
- skeppare [-en] zelfstandig naamwoord
the shepherd (Alsatian)
schäferhund
- schäferhund [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
boskapsvaktare	herdsman; shepherd
fåraherde	shepherd	goatherd
herde	pastor; shepherd; spiritual caretaker	goatherd
pastor	pastor; shepherd	assistant minister; chaplain; clergyman; curate; minister; pastor; preacher; priest; vicar
präst	pastor; shepherd; spiritual caretaker	assistant minister; chaplain; clergyman; curate; father; minister; padre; pastor; preacher; priest; vicar
schäferhund	Alsatian; shepherd	shepherd dog
själasörjare	pastor; shepherd; spiritual caretaker
själavårdare	pastor; shepherd; spiritual caretaker
skeppare	shepherd	captain; captains; master; skipper; skippers
-	sheepherder; sheepman

a herder of sheep (on an open range); someone who keeps the sheep together in a flock¹
a clergyman who watches over a group of people¹
tend as a shepherd, as of sheep or goats¹
watch over like a shepherd, as a teacher of her pupils¹

shepherd

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• shepherd	→ kyrkoherde; pastor; prost; präst	↔ pasteur — berger ; pâtre. — note Dans cette acception, il ne se dit guère qu’en parlant des peuples anciens et dans le style poétique.