Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. shameless:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor shameless (Engels) in het Zweeds

shameless:

shameless bijvoeglijk naamwoord

  1. shameless (insolent; impudent; presumptuous; overbearing; arrogant)
    uppkäftig; oförskämd; oförskämt; uppkäftigt
  2. shameless (impudent)
    frivolt; skamlöst; frivol

Vertaal Matrix voor shameless:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
oförskämd brazenness; effrontery; impertinence; impudence; insolence; shamelessness
uppkäftig foul-mouthed fellow; obscene fellow
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- unblushing
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
frivolt somersault
hutlös shameless
hutlöst shameless
oblyg shameless; unabashed; unashamed; unblushing
oblygt shameless; unabashed; unashamed; unblushing
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frivol impudent; shameless amoral; bald; cunning; flighty; flippant; frivolous; gay; icy; immoral; indecent; lack of moral; light; light-hearted; obscene; shallow; sleek; slippery; slithery; smooth; smoothly
frivolt impudent; shameless bald; cunning; flighty; flippant; frivolous; gay; icy; immoral; lack of moral; light; light-hearted; obscene; shallow; sleek; slippery; slithery; smooth; smoothly
oförskämd arrogant; impudent; insolent; overbearing; presumptuous; shameless rude
oförskämt arrogant; impudent; insolent; overbearing; presumptuous; shameless bad mannered; boorish; discourteous; disgraceful; ill-bred; ill-mannered; impertinent; impolite; improper; indecent; insolent; loutish; oafish; offensive; outrageous; rude; scandalous; shameful; unmannerly
skamlöst impudent; shameless
uppkäftig arrogant; impudent; insolent; overbearing; presumptuous; shameless cheeky; currish; saucy
uppkäftigt arrogant; impudent; insolent; overbearing; presumptuous; shameless cheeky; currish; saucy

Verwante woorden van "shameless":


Synoniemen voor "shameless":


Verwante definities voor "shameless":

  1. feeling no shame1
    • a shameless imposter1

Wiktionary: shameless

shameless
adjective
  1. having no shame

Cross Translation:
FromToVia
shameless skräck; fasa effronté — Qui n’a honte de rien.