Engels

Uitgebreide vertaling voor piqued (Engels) in het Zweeds

piqued:

piqued bijvoeglijk naamwoord

  1. piqued (nettled; sore)
    sårad; stött; sårat; irriterat; förtrutet
  2. piqued (irritated; bad-tempered; pissed off; nettled; sore)
    stött; irriterat

piqued

  1. piqued

Vertaal Matrix voor piqued:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stött offended
sårad injured; offended
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
pikerad piqued
pikerat piqued
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förtrutet nettled; piqued; sore
irriterat bad-tempered; irritated; nettled; piqued; pissed off; sore angry; annoyed; bothered; enraged; fierce; furious; inflamed; infuriated; irate; irritated; mad; raging; sore; upset
stött bad-tempered; irritated; nettled; piqued; pissed off; sore resentful
sårad nettled; piqued; sore hit; hurt; injured; winged; wounded
sårat nettled; piqued; sore hit; injured; winged; wounded

Verwante woorden van "piqued":


pique:

pique [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the pique (peevishness; spite; surliness; testiness; tetchiness)
    irritation; retlighet; vresighet; gnällighet
  2. the pique (grudge; rancour; resentment; )
    avund; missunsamhet; agg; ovilja; groll
    • avund [-en] zelfstandig naamwoord
    • missunsamhet zelfstandig naamwoord
    • agg [-ett] zelfstandig naamwoord
    • ovilja [-en] zelfstandig naamwoord
    • groll [-ett] zelfstandig naamwoord
  3. the pique (touchiness; susceptibility; irritability)
    irritation; rörning
  4. the pique (irritability; irritation)
    lättretlighet; retlighet; irritabilitet

Vertaal Matrix voor pique:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agg grudge; ill-will; pique; rancor; rancour; resentment; spite
avund grudge; ill-will; pique; rancor; rancour; resentment; spite envy; jealousy
gnällighet peevishness; pique; spite; surliness; testiness; tetchiness
groll grudge; ill-will; pique; rancor; rancour; resentment; spite
irritabilitet irritability; irritation; pique
irritation irritability; peevishness; pique; spite; surliness; susceptibility; testiness; tetchiness; touchiness annoyance; chagrin; crabbedness; drag; exasperation; indignation; irritation; nuisance; vexation
lättretlighet irritability; irritation; pique
missunsamhet grudge; ill-will; pique; rancor; rancour; resentment; spite
ovilja grudge; ill-will; pique; rancor; rancour; resentment; spite
retlighet irritability; irritation; peevishness; pique; spite; surliness; testiness; tetchiness fret
rörning irritability; pique; susceptibility; touchiness touch
vresighet peevishness; pique; spite; surliness; testiness; tetchiness
- irritation; temper
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- offend

Verwante woorden van "pique":


Synoniemen voor "pique":


Verwante definities voor "pique":

  1. tightly woven fabric with raised cords1
  2. a sudden outburst of anger1
  3. cause to feel resentment or indignation1

Wiktionary: pique


Cross Translation:
FromToVia
pique sticka piquer — Traductions à trier suivant le sens