Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. opportunely:
  2. opportune:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor opportunely (Engels) in het Zweeds

opportunely:

opportunely

  1. opportunely

Vertaal Matrix voor opportunely:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
lägligt opportunely
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lägligt convenient; opportune

Verwante woorden van "opportunely":


Antoniemen van "opportunely":


Verwante definities voor "opportunely":

  1. at an opportune time1
    • he arrived rather opportunely just when we needed a new butler1

opportune:

opportune bijvoeglijk naamwoord

  1. opportune
    opportun; opportunt
  2. opportune (convenient)
    lämpligt; passande; praktisk; praktiskt; lägligt; läglig; fårmånligt

Vertaal Matrix voor opportune:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
passande appropriateness; aptness; becomingness; felicitousness; propriety; relevance; seemliness; suitability; suitableness
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
lägligt opportunely
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fårmånligt convenient; opportune
läglig convenient; opportune
lägligt convenient; opportune
lämpligt convenient; opportune adequate; advisable; applicable; apposite; appropriate; apt; effective; efficient; expedient; fit; fitting; proper; recommendable; relevant; right; suitable
opportun opportune
opportunt opportune
passande convenient; opportune apposite; apt; becoming; befitting; effective; efficient; fit; fitting; proper; reasonable; seemly; suitable
praktisk convenient; opportune practical
praktiskt convenient; opportune practical

Verwante woorden van "opportune":


Synoniemen voor "opportune":


Antoniemen van "opportune":


Verwante definities voor "opportune":

  1. suitable or at a time that is suitable or advantageous especially for a particular purpose1
    • an opportune place to make camp1
    • an opportune arrival1

Wiktionary: opportune


Cross Translation:
FromToVia
opportune opportun opportunangebracht, in gegenwärtiger Situation von Vorteil
opportune passande; tjänlig; anständig convenable — Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose.
opportune läglig; lämplig opportun — Qui est à propos, selon le temps et le lieu.