Obligation in het Zweeds vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

obligation:
- obligation; plikt; debenture; engagemang; löfte; åtagande; ed
- skyldighet; åliggande
Wiktionary:
- obligation → skyldighet
- obligation → förpliktelse, plikt, skuld

Engels

Uitgebreide vertaling voor obligation (Engels) in het Zweeds

the obligation (commitment; undertaking)
obligation; plikt
- obligation [-en] zelfstandig naamwoord
- plikt [-en] zelfstandig naamwoord
the obligation (debenture)
debenture
- debenture zelfstandig naamwoord
the obligation (promise; commitment; engagement; vow; pledge; undertaking; oath)
engagemang; löfte; åtagande; ed; obligation
- engagemang [-ett] zelfstandig naamwoord
- löfte [-ett] zelfstandig naamwoord
- åtagande [-ett] zelfstandig naamwoord
- ed [-en] zelfstandig naamwoord
- obligation [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
debenture	debenture; obligation
ed	commitment; engagement; oath; obligation; pledge; promise; undertaking; vow	oath; vow
engagemang	commitment; engagement; oath; obligation; pledge; promise; undertaking; vow
löfte	commitment; engagement; oath; obligation; pledge; promise; undertaking; vow
obligation	commitment; engagement; oath; obligation; pledge; promise; undertaking; vow	bond; security
plikt	commitment; obligation; undertaking	duty
åtagande	commitment; engagement; oath; obligation; pledge; promise; undertaking; vow
-	certificate of indebtedness; debt instrument; duty; indebtedness; responsibility
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
obligation		bond
skyldighet	duty; obligation
åliggande	duty; fúnction; obligation; task

the social force that binds you to the courses of action demanded by that force¹
- every right implies a responsibility; every opportunity, an obligation; every possession, a duty¹
a legal agreement specifying a payment or action and the penalty for failure to comply¹
a written promise to repay a debt¹
a personal relation in which one is indebted for a service or favor¹
the state of being obligated to do or pay something¹
- he is under an obligation to finish the job¹

obligation

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• obligation	→ förpliktelse	↔ verplichting — iets dat moet
• obligation	→ plikt	↔ Pflicht — was getan werden müssen, was von einem verlangen oder erwarten wird; Verpflichtung
• obligation	→ skuld	↔ dette — Somme due à un créancier
• obligation	→ plikt	↔ obligation — Lien moral qui impose quelque devoir concernant la religion, la morale ou la vie civile
• obligation	→ plikt	↔ obligation — (Droit) Lien de droit qui oblige à donner, à faire ou à ne pas faire une chose

Computer vertaling door derden: