Loss in het Zweeds vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

loss:
- skada; förlust; skadegörelse; motgång; förlora; underskott
- svinn; förlisning
Wiktionary:
- loss → förlust
- loss → bortfall, skada, förlust, avbräck, menlig inverkan, åverkan

Engels

Uitgebreide vertaling voor loss (Engels) in het Zweeds

loss:

loss [the ~] zelfstandig naamwoord

the loss (damage; detriment; harm; injury; harming)
skada; förlust
- skada [-en] zelfstandig naamwoord
- förlust [-en] zelfstandig naamwoord
the loss (damage; disadvantage)
skada; skadegörelse
- skada [-en] zelfstandig naamwoord
- skadegörelse [-en] zelfstandig naamwoord
the loss (demerit; bereavement; disadvantage; suffering; contra)
skada; förlust; motgång
- skada [-en] zelfstandig naamwoord
- förlust [-en] zelfstandig naamwoord
- motgång [-en] zelfstandig naamwoord
the loss
förlora
- förlora [-en] zelfstandig naamwoord
the loss
underskott
- underskott [-ett] zelfstandig naamwoord
the loss (damage; injury; harm; harming)
skada
- skada [-en] zelfstandig naamwoord

loss

loss (wastage; waste)
svinn
- svinn
loss (shipwreck; wreck)
förlisning
- förlisning

Vertaal Matrix voor loss:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
förlora	loss	defeat; let down
förlust	bereavement; contra; damage; demerit; detriment; disadvantage; harm; harming; injury; loss; suffering	defeat; forfeiture; let down
motgång	bereavement; contra; demerit; disadvantage; loss; suffering	adversity; bad luck; misfortune; reverse; trouble
skada	bereavement; contra; damage; demerit; detriment; disadvantage; harm; harming; injury; loss; suffering	affecting; damage; damaging; defamation; harming; hurt; injuring; injury; offence; offense; wound
skadegörelse	damage; disadvantage; loss
underskott	loss	deficiency; deficit; insufficiency; lack; shortage; shortcoming; shortcomings; shortfall
-	departure; deprivation; exit; expiration; going; passing; personnel casualty; red; red ink; release
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
förlora		forfeit; lose
skada		ache; aggrieve; attack; bruise; cause damage; contuse; damage; detrimental; disadvantageous; dishonor; dishonour; do harm; erode; harm; hurt; injure; offend; rape; ravish; spoil; torment; torture; violate; wound
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
förlisning	loss; shipwreck; wreck
svinn	loss; wastage; waste	wastage
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
skada		a pity; too bad

Verwante woorden van "loss":

losses

Synoniemen voor "loss":

failure
transferred property; transferred possession
red ink; red; sum; sum of money; amount; amount of money
decline; diminution
deprivation; disadvantage
personnel casualty; casualty
experience
passing; departure; exit; expiration; going; release; death; decease; expiry

Antoniemen van "loss":

gain

Verwante definities voor "loss":

the act of losing someone or something¹
- everyone expected him to win so his loss was a shock¹
the disadvantage that results from losing something¹
- his loss of credibility led to his resignation¹
the experience of losing a loved one¹
- he sympathized on the loss of their grandfather¹
euphemistic expressions for death¹
military personnel lost by death or capture¹
the amount by which the cost of a business exceeds its revenue¹
- the company operated at a loss last year¹
something that is lost¹
- the car was a total loss¹
- loss of livestock left the rancher bankrupt¹
gradual decline in amount or activity¹
- weight loss¹
- a serious loss of business¹

Wiktionary: loss

loss

noun

-
- loss → förlust

Cross Translation:

From	To	Via
• loss	→ bortfall	↔ Ausfall — Versagen, Verschwinden eines Systems oder eines seiner Teile
• loss	→ skada; förlust; avbräck	↔ Einbuße — (durch Beschädigung beziehungsweise Zufügung materiellen Schadens) völliges oder teilweises Abhandenkommen, Verlorengehen; das völlige oder teilweise Abhandengekommene, Verlorengegangene
• loss	→ förlust	↔ Verlust — Ökonomie: wirtschaftlicher Misserfolg; Gewinneinbußen
• loss	→ menlig inverkan; skada	↔ Abbruch — ein Schaden, Beeinträchtigung
• loss	→ skada; förlust	↔ dommage — Perte matérielle; dégât (sens général)
• loss	→ skada; åverkan	↔ dégât — dommage, détérioration amener par un accident ou une cause violente.
• loss	→ förlust	↔ perte — Privation de quelque chose de précieux, d’agréable, de commode, qu’on avait. (Sens général).
• loss	→ förlust	↔ préjudice — tort ; dommage.

Verwante vertalingen van loss

Remove Ads

Vertaal loss van Engels naar Zweeds

Uitgebreide vertaling voor loss (Engels) in het Zweeds

loss:

loss [the ~] zelfstandig naamwoord

the loss (damage; detriment; harm; injury; harming)

the loss (damage; disadvantage)

the loss (demerit; bereavement; disadvantage; suffering; contra)

the loss

the loss

the loss (damage; injury; harm; harming)

loss

loss (wastage; waste)

loss (shipwreck; wreck)

Vertaal Matrix voor loss:

Verwante woorden van "loss":

Synoniemen voor "loss":

Antoniemen van "loss":

Verwante definities voor "loss":

Wiktionary: loss

Verwante vertalingen van loss