Leaning in het Zweeds vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

leaning:
- skev; snett; lutande; skevt; sluttande
- lutande
lean:
- luta sig
- knapert; fattigt
Wiktionary:
- lean → mager, smal
- lean → luta
- lean → luta, få, knapp, mager, avtärd, tärd, luta sig, smal, tanig, stödja

Engels

Uitgebreide vertaling voor leaning (Engels) in het Zweeds

leaning:

leaning bijvoeglijk naamwoord

leaning (oblique; skew; crooked; lopsided; slanting; sloping)
skev; snett; lutande; skevt
- skev bijvoeglijk naamwoord
- snett bijvoeglijk naamwoord
- lutande bijvoeglijk naamwoord
- skevt bijvoeglijk naamwoord
leaning (sloping; steep; slanting; oblique; lopsided; askew)
sluttande
- sluttande bijvoeglijk naamwoord

leaning [the ~] zelfstandig naamwoord

the leaning
lutande
- lutande zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor leaning:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
lutande	leaning
sluttande		slanting; sloping
-	inclination; lean; list; proclivity; propensity; tendency; tilt
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
lutande	crooked; leaning; lopsided; oblique; skew; slanting; sloping	oblique
-	atilt; canted; tilted; tipped
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
skev	crooked; leaning; lopsided; oblique; skew; slanting; sloping
skevt	crooked; leaning; lopsided; oblique; skew; slanting; sloping	bent; curved; warped
sluttande	askew; leaning; lopsided; oblique; slanting; sloping; steep	sloping
snett	crooked; leaning; lopsided; oblique; skew; slanting; sloping

Verwante woorden van "leaning":

leanings, lean

Synoniemen voor "leaning":

atilt; canted; tilted; tipped; inclined
propensity; tendency; inclination
proclivity; disposition; tendency
tilt; list; inclination; lean; position; spatial relation
act; human action; human activity

Verwante definities voor "leaning":

departing or being caused to depart from the true vertical or horizontal¹
- the leaning tower of Pisa¹
the act of deviating from a vertical position¹
the property possessed by a line or surface that departs from the vertical¹
a natural inclination¹
an inclination to do something¹
- he felt leanings toward frivolity¹

lean:

to lean werkwoord (leans, leant, leaning)

to lean
luta sig
- luta sig werkwoord (lutar sig, lutade sig, lutat sig)

Conjugations for lean:

present

lean
lean
leans
lean
lean
lean

simple past

leant
leant
leant
leant
leant
leant

present perfect

have leant
have leant
has leant
have leant
have leant
have leant

past continuous

was leaning
were leaning
was leaning
were leaning
were leaning
were leaning

future

shall lean
will lean
will lean
shall lean
will lean
will lean

continuous present

am leaning
are leaning
is leaning
are leaning
are leaning
are leaning

subjunctive

be leant
be leant
be leant
be leant
be leant
be leant

diverse

lean!
let's lean!
leant
leaning

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

lean bijvoeglijk naamwoord

lean (poor; shabby; flimsy; miserable; thin)
knapert; fattigt
- knapert bijvoeglijk naamwoord
- fattigt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor lean:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	inclination; leaning; list; tilt
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
luta sig	lean	stoop
-	angle; be given; incline; list; run; slant; tend; tilt; tip
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	skimpy; thin
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fattigt	flimsy; lean; miserable; poor; shabby; thin	barren; indigent; needy; pennyless; poor; unfruitful
knapert	flimsy; lean; miserable; poor; shabby; thin

Verwante woorden van "lean":

leanness, leaning, leanest

Synoniemen voor "lean":

thin; anorexic; anorectic; bony; cadaverous; emaciated; gaunt; haggard; pinched; skeletal; wasted; deep-eyed; hollow-eyed; sunken-eyed; gangling; gangly; lanky; lank; spindly; rawboned; reedy; reedlike; twiggy; twiglike; scarecrowish; scraggy; boney; scrawny; skinny; underweight; weedy; shriveled; shrivelled; shrunken; withered; wizen; wizened; slender; slight; slim; svelte; slender-waisted; slim-waisted; wasp-waisted; spare; trim; spindle-legged; spindle-shanked; stringy; wiry; wisplike; wispy; ectomorphic
skimpy; insufficient; deficient
unprofitable
tilt; list; inclination; leaning; position; spatial relation
tilt; tip; slant; angle; bend; flex; tip over; lean against; lean on
put; set; place; pose; position; lay
tend; be given; incline; run; be
trust; swear; rely; bank
list; move

Antoniemen van "lean":

fat; rich

Verwante definities voor "lean":

lacking excess flesh¹
- Yon Cassius has a lean and hungry look¹
not profitable or prosperous¹
- a lean year¹
lacking in mineral content or combustible material¹
- lean ore¹
- lean fuel¹
containing little excess¹
- a lean budget¹
the property possessed by a line or surface that departs from the vertical¹
rely on for support¹
- We can lean on this man¹
cause to lean or incline¹
- He leaned his rifle against the wall¹
to incline or bend from a vertical position¹
- She leaned over the banister¹
cause to lean to the side¹
have a tendency or disposition to do or be something; be inclined¹

Wiktionary: lean

lean

adjective

of meat, having little fat
- lean → mager
being slim and muscular
- lean → mager; smal

verb

to press against
- lean → luta
to hang outwards
- lean → luta

Cross Translation:

From	To	Via
• lean	→ luta	↔ leunen — steunen, het evenwicht bewaren door het eigen gewicht deels door iets anders te laten steunen
• lean	→ få; knapp; mager	↔ dürr — dünn, mager
• lean	→ mager; avtärd; tärd	↔ hager — heute nur noch zur Beschreibung des menschlichen Körpers oder einzelner Körperteile, früher auch bei Tieren: dürr, mager, sehnig, knochig (und häufig groß gewachsen)
• lean	→ luta sig	↔ lehnen — (reflexiv) den Körper schräg stellen
• lean	→ mager; smal; tanig	↔ mager — dünn, dürr
• lean	→ stödja	↔ accoter — appuyer d’un côté pour soutenir.
• lean	→ stödja	↔ appuyer — placer contre quelque chose.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van leaning

Remove Ads

Vertaal leaning van Engels naar Zweeds

Uitgebreide vertaling voor leaning (Engels) in het Zweeds

leaning:

leaning bijvoeglijk naamwoord

leaning (oblique; skew; crooked; lopsided; slanting; sloping)

leaning (sloping; steep; slanting; oblique; lopsided; askew)

leaning [the ~] zelfstandig naamwoord

the leaning

Vertaal Matrix voor leaning:

Verwante woorden van "leaning":

Synoniemen voor "leaning":

Verwante definities voor "leaning":

lean:

to lean werkwoord (leans, leant, leaning)

to lean

Conjugations for lean:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

lean bijvoeglijk naamwoord

lean (poor; shabby; flimsy; miserable; thin)

Vertaal Matrix voor lean:

Verwante woorden van "lean":

Synoniemen voor "lean":

Antoniemen van "lean":

Verwante definities voor "lean":

Wiktionary: lean

Verwante vertalingen van leaning