Home ->Woordenboeken ->Engels/Zweeds ->Vertaal laces

Vertaal laces van Engels naar Zweeds

Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. laces:
  2. lace:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor laces (Engels) in het Zweeds

laces:

laces [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the laces (shoelaces; shoe-strings)
    skosnören; skoremmar
  2. the laces (cords; strings; ropes)
    band; rep; linor; snören
    • band [-ett] zelfstandig naamwoord
    • rep [-ett] zelfstandig naamwoord
    • linor zelfstandig naamwoord
    • snören zelfstandig naamwoord
  3. the laces (ropes)
    snöre; snodd; snörband
    • snöre [-ett] zelfstandig naamwoord
    • snodd [-en] zelfstandig naamwoord
    • snörband zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor laces:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
band cords; laces; ropes; strings association; audiotape; band; bands; bond; border; braid; cassette; cassette-tape; connection; fringe; junction; lace; liaison; link; magnetic tape; orchestra; order; recording tape; relation; relationship; ribbon; ribbons; rim; strap; strip; tape; tapes; tress; trimming
linor cords; laces; ropes; strings
rep cords; laces; ropes; strings chain; cord; cords; hawser; line; rope; ropes; strings
skoremmar laces; shoe-strings; shoelaces
skosnören laces; shoe-strings; shoelaces bootstraps; shoe-laces
snodd laces; ropes border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming
snörband laces; ropes
snöre laces; ropes border; braid; chord; cord; edging; fringe; lace; line; passementerie; ribbon; rim; string; tress; trimming
snören cords; laces; ropes; strings bits of rope; cords; ropes; strings
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
snodd bent; broken; kinked; snapped

Verwante woorden van "laces":


lace:

lace [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the lace (lacework; lace cloth; lace-making)
    spets; spetstyg
    • spets [-en] zelfstandig naamwoord
    • spetstyg zelfstandig naamwoord
  2. the lace (fringe; border; rim; )
    band; spets; snodd; snöre
    • band [-ett] zelfstandig naamwoord
    • spets [-en] zelfstandig naamwoord
    • snodd [-en] zelfstandig naamwoord
    • snöre [-ett] zelfstandig naamwoord

lace bijvoeglijk naamwoord

  1. lace (of lace)
    spets
    • spets bijvoeglijk naamwoord

to lace werkwoord (laces, laced, lacing)

  1. to lace (tack up; string; tie; cant)
    svänga runt
    • svänga runt werkwoord (svänger runt, svängde runt, svängt runt)

Conjugations for lace:

present
  1. lace
  2. lace
  3. laces
  4. lace
  5. lace
  6. lace
simple past
  1. laced
  2. laced
  3. laced
  4. laced
  5. laced
  6. laced
present perfect
  1. have laced
  2. have laced
  3. has laced
  4. have laced
  5. have laced
  6. have laced
past continuous
  1. was lacing
  2. were lacing
  3. was lacing
  4. were lacing
  5. were lacing
  6. were lacing
future
  1. shall lace
  2. will lace
  3. will lace
  4. shall lace
  5. will lace
  6. will lace
continuous present
  1. am lacing
  2. are lacing
  3. is lacing
  4. are lacing
  5. are lacing
  6. are lacing
subjunctive
  1. be laced
  2. be laced
  3. be laced
  4. be laced
  5. be laced
  6. be laced
diverse
  1. lace!
  2. let's lace!
  5. laced
  6. lacing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

lace

  1. lace (lace up)
    snöra

Vertaal Matrix voor lace:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
band border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming association; audiotape; band; bands; bond; cassette; cassette-tape; connection; cords; junction; laces; liaison; link; magnetic tape; orchestra; order; recording tape; relation; relationship; ribbon; ribbons; ropes; strap; strings; strip; tape; tapes
snodd border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming laces; ropes
snöre border; braid; fringe; lace; ribbon; rim; tress; trimming chord; cord; edging; laces; line; passementerie; ropes; string; trimming
spets border; braid; fringe; lace; lace cloth; lace-making; lacework; ribbon; rim; tress; trimming apex; climax; crest; culmination; front line; highest point; mountain top; peak; pike; pinnacle; point; result; spike; spitz; summit; termination; tip; top; vanguard; vertex; zenith
spetstyg lace; lace cloth; lace-making; lacework
- lacing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
svänga runt cant; lace; string; tack up; tie swing round; swirl; wheel round; whirl
- braid; enlace; entwine; fortify; interlace; intertwine; lace up; plait; spike; twine
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
snöra lace; lace up
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
snodd bent; broken; kinked; snapped
spets lace; of lace

Verwante woorden van "lace":


Synoniemen voor "lace":


Antoniemen van "lace":


Verwante definities voor "lace":

  1. a delicate decorative fabric woven in an open web of symmetrical patterns1
  2. a cord that is drawn through eyelets or around hooks in order to draw together two edges (as of a shoe or garment)1
  3. add alcohol to (beverages)1
  4. spin,wind, or twist together1
  5. draw through eyes or holes1
    • lace the shoelaces1
  6. do lacework1
    • The Flemish women were lacing in front of the cathedral1
  7. make by braiding or interlacing1
    • lace a tablecloth1

Wiktionary: lace

lace
noun
  1. cord for fastening a shoe or garment
  2. fabric
verb
  1. fasten with laces
  2. add something harmful to
Cross Translation:
FromToVia
• lace → spets ↔ Spitze — eine Art Gewebe
• lace → pund ↔ dentelle — couture|fr Sorte de passement à jour et à mailles très fines.
• lace → skoband ↔ lacet — Cordon ferré pour serrer un vêtement.

Verwante vertalingen van laces







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0580 seconde
Page rendered in 1.0 seconds