Incidents in het Zweeds vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

incidents:
- händelse; incident
incident:
- tillfälle; incident; händelse
Wiktionary:
- incident → tillbud, olyckshändelse, händelse, tilldragelse
- incident → begivenhet, händelse, fall, belägenhet, kasus

Engels

Uitgebreide vertaling voor incidents (Engels) in het Zweeds

incidents:

incidents [the ~] zelfstandig naamwoord

the incidents (occurrings; happenings; passings)
händelse; incident
- händelse [-en] zelfstandig naamwoord
- incident [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor incidents:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
händelse	happenings; incidents; occurrings; passings	affair; business; event; happening; history; incident; matter; occasion; occurrence; program event; taking place
incident	happenings; incidents; occurrings; passings	event; happening; history; incident

Verwante woorden van "incidents":

incident

incident:

incident [the ~] zelfstandig naamwoord

the incident (event; happening; history)
tillfälle; incident; händelse
- tillfälle [-ett] zelfstandig naamwoord
- incident [-en] zelfstandig naamwoord
- händelse [-en] zelfstandig naamwoord
the incident

– A way of tracking any event that is not part of the standard operation of a service and that causes, or may cause, an interruption to, or a reduction in, the quality of that service. ¹
incident
- incident [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor incident:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
händelse	event; happening; history; incident	affair; business; event; happening; happenings; incidents; matter; occasion; occurrence; occurrings; passings; program event; taking place
incident	event; happening; history; incident	happenings; incidents; occurrings; passings
tillfälle	event; happening; history; incident
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	incidental

Verwante woorden van "incident":

incidents

Synoniemen voor "incident":

optical phenomenon
incidental; omissible; parenthetic; parenthetical; peripheral; secondary
happening; occurrence; occurrent; natural event
disturbance; disruption; commotion; flutter; hurly burly; to-do; hoo-ha; hoo-hah; kerfuffle

Antoniemen van "incident":

basic

Verwante definities voor "incident":

(sometimes followed by `to') minor or casual or subordinate in significance or nature or occurring as a chance concomitant or consequence²
falling or striking of light rays on something²
- incident light²
a single distinct event²
a public disturbance²
- the police investigated an incident at the bus station²
A way of tracking any event that is not part of the standard operation of a service and that causes, or may cause, an interruption to, or a reduction in, the quality of that service.¹

Wiktionary: incident

incident

noun

event causing interruption or crisis
- incident → tillbud; olyckshändelse
event or occurrence
- incident → händelse; tilldragelse

Cross Translation:

From	To	Via
• incident	→ begivenhet	↔ Begebenheit — etwas, das sich ereignet hat
• incident	→ händelse; fall; belägenhet; kasus	↔ Kasus — bildungssprachlich, selten: Gegenstand, Vorkommnis

Remove Ads

Vertaal incidents van Engels naar Zweeds

Uitgebreide vertaling voor incidents (Engels) in het Zweeds

incidents:

incidents [the ~] zelfstandig naamwoord

the incidents (occurrings; happenings; passings)

Vertaal Matrix voor incidents:

Verwante woorden van "incidents":

incident:

incident [the ~] zelfstandig naamwoord

the incident (event; happening; history)

the incident

Vertaal Matrix voor incident:

Verwante woorden van "incident":

Synoniemen voor "incident":

Antoniemen van "incident":

Verwante definities voor "incident":

Wiktionary: incident